Parketnummer: 21-005210-04
Uitspraak dd.: 27 december 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 2 september 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
[geboorteplaats en –datum],
[woonplaats, adres en verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 december 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van het onder 4 tenlastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is, na een door de rechtbank ter terechtzitting van 19 augustus 2004 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
(zaakdossier 13)
hij in of omstreeks de maand augustus 2001 te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 70 kilogram, althans een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de maand augustus 2001 te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 70 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
(zaakdossier 3)
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(zaakdossier 7)
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
(zaakdossier 10)
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van
6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van 6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2001 tot en met 4 april 2002 op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [C], [D] en/of [E] en/of een of meer anderen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (in het bijzonder naar Groot-Brittannië) brengen van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen (heroïne en hashish), althans het plegen van misdrijven;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op of omstreeks 12 maart 2002, althans in of omstreeks de periode van
6 februari 2002 tot en met 12 maart 2002, te Amsterdam en/of Venlo, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 10 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2001 tot en met 4 april 2002 op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [C], [D] en [E] en een of meer anderen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (in het bijzonder naar Groot-Brittannië) brengen van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen (heroïne en hashish), althans het plegen van misdrijven;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 2 primair, 3 primair en 5 primair bewezenverklaarde:
telkens:
Het medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod (oud).
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman – conform de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnotitie – een beroep gedaan op psychische overmacht. Daarbij heeft de raadsman onder meer verwezen naar een rapportage, opgesteld door dr. K.M. Lehnecke, klinisch psycholoog, en gedateerd 3 augustus 2004. Deze rapportage is ter terechtzitting in hoger beroep op 13 december 2004 door dr. Lehnecke toegelicht.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt. Vooropgesteld wordt dat voor het aanvaarden van een beroep op psychische overmacht is vereist dat er sprake is geweest van een onmiddellijk van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand behoefde te bieden. Er dient sprake te zijn van een zodanige druk dat in gemoede kan worden gezegd dat de wilsvrijheid van de verdachte is aangetast. Voorts dient te worden vastgesteld of van de verdachte in concreto redelijkerwijs te vergen valt dat hij weerstand biedt aan de druk van de omstandigheden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij als gevolg van bedreigingen met de dood door ene [naam] zijn woonplaats Liverpool heeft moeten ontvluchten. [Naam] bood verdachte aan gebruik te maken van zijn woning in Nederland. In die situatie is verdachte in een afhankelijkheidspositie gekomen waarin hij zich – zo stelt de verdediging – genoodzaakt zag hand- en spandiensten te verrichten voor [naam]. Alhoewel het hof er begrip voor heeft dat verdachte zich in de, als gevolg van de bedreigingen van Owens ontstane, dreigende situatie genoodzaakt zag zijn vertrouwde woonomgeving te verlaten, acht het hof niet aannemelijk dat verdachte door een onmiddellijk van buiten komende drang activiteiten in de drugshandel voor [naam] heeft verricht. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verdachte ook onder druk van [naam] heeft gehandeld, oordeelt het hof dat niet aannemelijk is geworden dat door of namens [naam] bedreigingen aan het adres van verdachte zijn gericht. Het verweer faalt derhalve.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren maanden met aftrek van de tijd die verdachte in uitleveringsdetentie, in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte wederom wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan handelingen die er feitelijk toe strekten de handel en de uitvoer van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne te faciliteren. Verdachte vervulde binnen dat samenwerkingsverband naar eigen zeggen de rol van boodschapper en geldloper. Zijn rol mag echter niet worden onderschat nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte ook direct betrokken was bij de afwikkeling van heroïnedeals. Verdachte vormde aldus een onmisbare schakel in de werkzaamheden van de criminele organisatie; een organisatie waarin volgens verdachtes verklaring ter terechtzitting sprake was van een zekere hiërarchie en waarbinnen het gebruik van geweld niet werd geschuwd. Door op dergelijke wijze mee te werken aan de instandhouding van de internationale handel in harddrugs, heeft verdachte de ernstige gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving voor lief genomen.
De internationale illegale handel in harddrugs leidt niet alleen tot een ontwrichting van het beleid dat in de betrokken landen wordt gevoerd om het drugsgebruik tegen te gaan, maar heeft bovenal een negatieve uitwerking op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Drugsgebruik schaadt de volksgezondheid en wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast. Handelingen die mede tot doel hebben illegaal drugs op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep niet blijk gegeven zich ervan bewust te zijn welke schadelijke gevolgen een dergelijke handel met zich brengt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte terzake van het onder 4 tenlastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede de tijd in uitleveringsdetentie doorgebracht in Groot-Brittannië, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Vegter, voorzitter,
mrs Verheugt en Koksma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Beaujean, griffier,
en op 27 december 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.