ECLI:NL:GHARN:2004:AR7243
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Privégebruik van de auto van de zaak en bewijsvoering bij inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 11 november 2004, staat de vraag centraal of belanghebbende voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de auto van de zaak, een Renault, in 2002 niet voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. De belanghebbende, die in dat jaar zes tot zeven dagen per week werkte, verklaarde dat hij in zijn vrije tijd weinig behoefte had aan autorijden en dat hij de Renault te duur vond voor privé-gebruik. Hij gaf de voorkeur aan zijn Volvo, die emotionele waarde voor hem had en goedkoper was in gebruik vanwege de gasinstallatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2004 in Zwolle, verklaarde hij dat hij de Renault in 2002 slechts op vijf dagen voor in totaal 350 kilometer privé had gebruikt.
Het hof oordeelde dat, hoewel de belanghebbende geen rittenadministratie had bijgehouden, de combinatie van zijn verklaringen en de omstandigheden voldoende bewijs opleverde dat de Renault niet voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden was gebruikt. Dit was in strijd met de contractuele bepaling die privé-gebruik uitsloot, maar het hof vond de verklaring van de belanghebbende geloofwaardig. Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.195. Tevens werd de Staat gelast het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 31 te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken, vooral wanneer het gaat om het privé-gebruik van een auto van de zaak. De mogelijkheid om het bewijs te leveren zonder rittenadministratie, door middel van andere omstandigheden en verklaringen, werd door het hof erkend. De belanghebbende had de kans om zijn standpunt te onderbouwen, wat leidde tot een gunstige uitkomst voor hem. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak.