ECLI:NL:GHARN:2004:AR4836
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bindend karakter van vaststellingsovereenkomst in belastinggeschil na mediation
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 oktober 2004, staat de bindendheid van een vaststellingsovereenkomst centraal die is gesloten in het kader van een mediationprocedure tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, [X], had in 2003 beroep aangetekend tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2001. Tijdens de mediation werd een overeenkomst gesloten waarin partijen overeenkwamen dat er geen geschil meer bestond over de IB-aanslag 2001 en dat het beroep zou worden ingetrokken. Echter, belanghebbende trok het beroep niet in, wat leidde tot de huidige procedure.
Het hof oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst bindend is voor beide partijen, tenzij deze in strijd is met het recht. De inspecteur had in zijn verweerschrift aangegeven dat het door belanghebbende opgevoerde verlies uit onderneming niet in aanmerking kon worden genomen, omdat hij geen onderneming exploiteerde. Het hof concludeert dat de vaststellingsovereenkomst niet in strijd is met het geldende recht en dat de inspecteur op nakoming ervan mocht rekenen. De aanslag was vastgesteld op nihil, en het in aanmerking nemen van een negatief resultaat uit onderneming zou geen gevolgen hebben voor de aanslag.
Het hof wijst erop dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van onder belanghebbende gelegde beslagen. De proceskosten werden niet toegewezen aan de inspecteur, omdat het hof geen grond zag voor kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende. Uiteindelijk verklaart het hof het beroep ongegrond, waarmee de uitspraak van de inspecteur wordt bevestigd.