ECLI:NL:GHARN:2004:AR4482
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- J.L.M. Egberts
- Rechtspraak.nl
Zelfstandigenaftrek en urencriterium bij fulltime dienstbetrekking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 augustus 2004 uitspraak gedaan over de vraag of de belanghebbende, ondanks een fulltime dienstbetrekking, voldoet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een musicus, is werkzaam bij een kapel en drijft daarnaast twee ondernemingen. In zijn aangifte over 1998 heeft hij verzocht om toepassing van de zelfstandigenaftrek, maar de Inspecteur heeft dit afgewezen, omdat hij van mening was dat de belanghebbende niet voldoende uren aan zijn ondernemingen had besteed.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2004 heeft de belanghebbende zijn urenadministratie gepresenteerd, waarin hij zijn bestede uren aan zowel zijn dienstbetrekking als zijn ondernemingen heeft gedocumenteerd. De Inspecteur betwistte echter de juistheid van deze urenadministratie en stelde dat de belanghebbende meer uren aan zijn dienstbetrekking had besteed dan hij had opgegeven. Het Hof heeft de urenadministratie van de belanghebbende vergeleken met de activiteiten van de kapel en vastgesteld dat er discrepanties waren in de uren die de belanghebbende had gerapporteerd.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de dagen dat de kapel activiteiten had, niet aanwezig hoefde te zijn. Het Hof heeft geconcludeerd dat de belanghebbende in 1998 meer uren aan zijn ondernemingen had besteed dan aan zijn dienstbetrekking, en dat hij derhalve voldeed aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en de aanslag werd verlaagd naar een belastbaar inkomen van € 18.642. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.
De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak. Het Hof heeft benadrukt dat er geen beroep in cassatie mogelijk is tegen deze mondelinge uitspraak, maar dat dit alleen kan tegen een schriftelijke uitspraak.