ECLI:NL:GHARN:2004:AQ8948

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-00842
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake afwijzing aanmerkelijk-belangverlies door voorzieningenrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 juli 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de afwijzing van een aanmerkelijk-belangverlies door de voorzieningenrechter. De belanghebbende, aangeduid als [X], had een verlies uit aanmerkelijk belang geclaimd in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2000, ter hoogte van f 1.249.999 (€ 559.493). De inspecteur van de Belastingdienst had echter in een beschikking van 24 juni 2003 het verlies vastgesteld op nihil, wat leidde tot een voorlopige teruggaaf van f 22.503 (€ 10.211) die eerder was verleend.

De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juli 2004, waarbij zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende stelde dat hij een spoedeisend belang had bij de procedure, omdat de bank overwoog om lopende kredieten op te zeggen en zekerheid op onroerend goed zocht voor bestaande schulden. Hij verzocht om onmiddellijke uitspraak in de bodemprocedure, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek noodzakelijk was en dat de zaak zich leende voor een meervoudige behandeling.

Daarnaast werd subsidiair verzocht om de inspecteur opdracht te geven uitvoering te geven aan de beschikking verrekening verlies uit aanmerkelijk belang. De voorzieningenrechter wees dit verzoek af, omdat niet duidelijk was of het standpunt van de belanghebbende door het Hof in de bodemprocedure zou worden gevolgd. De voorzieningenrechter weegt het belang van de belanghebbende bij een spoedige beschikking af tegen het belang van de fiscus, die mogelijk een vordering niet meer kan verhalen bij een onterecht gedane betaling.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder termen voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J. Lamens, fungerend voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Van der Waerden als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
voorzieningenrechter belastingkamer
nummer 04/00842 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
ingevolge artikel 8:84 van de
Algemene wet bestuursrecht
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/[P]
aangevallen besluit : beschikking verlies uit aanmerkelijk belang d.d. 24 juni 2003
mondelinge behandeling : op 8 juli 2004 te Arnhem
waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting /premie volksverzekeringen over het jaar 2000 een verlies uit aanmerkelijk belang geclaimd tot een bedrag van f 1.249.999 (€ 559.493). Met dagtekening 19 december 2001 is een voorlopige teruggaaf voor het jaar 2000 vastgesteld. In die voorlopige aanslag is een deel van dit verlies verrekend, namelijk f 22.503 (€ 10.211).
2. Op de achterzijde van de voorlopige aanslag is onder meer vermeld:
Let op!
Uit de controle door de Belastingdienst kan blijken, dat de voorlopige teruggaaf niet juist is.
Dat kan betekenen dat u de voorlopige teruggaaf weer geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen
Beschikking verrekening verlies uit aanmerkelijk belang
Bij de vaststelling van de verschuldigde belasting is rekening gehouden met f 22.503 wegens verliezen uit aanmerkelijk belang
Het op 31 december 2000 ter zake van een verlies uit aanmerkelijk belang nog te verrekenen bedrag is vastgesteld op f 1.227.496.
De grootte van het verrekende en het nog te verrekenen bedrag is op grond van art. 60 van de Wet op de inkomstenbelasting vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Tegen deze beschikking kunt u binnen zes weken bezwaar maken bij de inspecteur
3. In een beschikking van 24 juni 2003 is het verlies uit aanmerkelijk belang nader vastgesteld op nihil, evenals het op 31 december 2000 uit hoofde van een verlies uit aanmerkelijk belang te verrekenen belastingbedrag.
4. Tegen deze beschikking heeft belanghebbende op 30 juli 2003 bezwaar gemaakt. Op het bezwaar is beslist bij uitspraak van 3 december 2003. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen die uitspraak op 30 december 2003.
5. Belanghebbende heeft een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan bij brief van 18 mei 2004. Ter zitting heeft belanghebbende opgemerkt dat hij een spoedeisend belang heeft bij deze procedure nu de bank overweegt lopende kredieten op te zeggen en voor de bestaande schulden zekerheid zal zoeken op onroerend goed. De bank wacht deze procedure nog af en zal zich daarna beraden op nadere stappen.
6. Hij wenst primair dat op de voet van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de bij het Hof aanhangig gemaakte bodemprocedure. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet gezegd worden dat in deze zaak nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De zaak leent zich zeker voor een meervoudige behandeling. Voor honorering van het primaire standpunt is dan geen plaats.
7. Subsidiair wordt verzocht om de inspecteur opdracht te geven alsnog uitvoering te geven aan de in de voorlopige aanslag vermelde beschikking verrekening verlies uit aanmerkelijk belang. De voorzieningenrechter zal dit verzoek eveneens afwijzen. In het beroep tegen de beschikking van 24 juni 2003 is door belanghebbende het standpunt ingenomen dat sprake is van een aan herziening van de beschikking van 19 december 2001 in de weg staand ambtelijk verzuim. De voorzieningenrechter acht niet aanstonds duidelijk dat dit standpunt door het Hof in de bodemprocedure zal worden gevolgd.
8. De voorzieningenrechter heeft daarbij mede afgewogen het belang dat belanghebbende heeft bij het spoedig beschikbaar komen van geld en het belang van de fiscus die – met diens woorden gesproken – na een, naar later zou kunnen blijken, ten onrechte gedane betaling de aanzienlijke kans loopt dat de vordering op belanghebbende bij gebrek aan zekerheid niet meer kan worden verhaald.
9. De voorzieningenrechter zal trachten te bevorderen dat de beroepen tegen de beschikking van 24 juni 2003 en tegen de aanslag zo spoedig mogelijk zullen worden behandeld.
proceskosten:
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
beslissing:
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2004 door mr. J. Lamens, fungerend voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
De voorzieningenrechter,
( J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 juli 2004