ECLI:NL:GHARN:2004:AP1059
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M. van Schie
- N.E. Haas
- A.M. van Amsterdam
- Rechtspraak.nl
Economisch eigendom van een woonboerderij onder erfpacht in het kader van de Wet Inkomstenbelasting 2001
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 2004 uitspraak gedaan over de vraag of belanghebbende, die sinds 1997 met zijn gezin een woonboerderij bewoont, als (economisch) eigenaar kan worden aangemerkt in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001. De boerderij, die is gebouwd rond 1800 en als Rijksmonument is aangemerkt, staat belanghebbende ter beschikking op basis van een erfpacht voor een periode van ongeveer dertig jaar. De geschilpunten draaien om de interpretatie van de erfpachtvoorwaarden en de gevolgen daarvan voor de fiscale status van de woning.
Belanghebbende heeft betoogd dat hij economisch eigenaar is van de boerderij, omdat hij verantwoordelijk is voor het onderhoud en de lasten van de woning. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter betwist dat er sprake is van een eigen woning in de zin van de wet, omdat de bepalingen van de erfpachtovereenkomst impliceren dat de waardeveranderingen van de boerderij niet voor rekening van belanghebbende komen. Het hof heeft geoordeeld dat de bepalingen in de akte van uitgifte van het erfpachtsrecht bepalen dat de grondeigenaar het voorkeursrecht heeft bij vervreemding, en dat dit de economische eigendom van belanghebbende in de weg staat.
Het hof heeft geconcludeerd dat belanghebbende niet kan worden aangemerkt als eigenaar in de zin van artikel 3.111 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, en heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de inspecteur en belanghebbende, en de griffier heeft het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak opgemaakt. De beslissing is openbaar uitgesproken, en er is geen mogelijkheid tot cassatie tegen deze mondelinge uitspraak, tenzij deze wordt vervangen door een schriftelijke uitspraak.