ECLI:NL:GHARN:2004:AO6657
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van IZA-premies met premie-aanslagen Ziekenfondswet
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 30 januari 2004, staat de voorlopige aanslag premie ingevolge de Ziekenfondswet voor zelfstandigen centraal. De belanghebbende, een ambtenaar bij de gemeente [Q], heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag voor het jaar 2001, waarbij zij betoogt dat de premies die zij heeft betaald voor de IZA ziektekostenverzekering verrekend dienen te worden met de premie-aanslag opgelegd door de Belastingdienst. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft echter gesteld dat het stelsel van de Wet niet voorziet in deze verrekening en dat compensatie in dergelijke gevallen door de werkgever wordt verleend.
Het Hof oordeelt dat het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel gegrond is. Het Hof stelt vast dat de belanghebbende de indruk heeft kunnen krijgen dat de premie-aanslag voor het jaar 2000, die na bezwaar is vastgesteld, berustte op een weloverwogen standpuntbepaling door de Inspecteur. Dit is van belang, omdat de belanghebbende in het verleden al een tegemoetkoming heeft gekregen in haar bezwaar tegen de premie-aanslag voor het jaar 2000, wat haar de indruk heeft gegeven dat ook de premies voor het jaar 2001 verrekend zouden kunnen worden.
Het Hof concludeert dat, gelet op de omstandigheden van de zaak en het vertrouwensbeginsel, de voorlopige premie-aanslag voor het jaar 2001 dient te worden verminderd tot nihil. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en gelast de Staat om het griffierecht van € 31 aan de belanghebbende te vergoeden. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld op € 20. De mondelinge uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.M. Sitsen, en is niet vatbaar voor cassatie, maar kan wel schriftelijk worden vastgelegd.