ECLI:NL:GHARN:2004:AO2157

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-003428-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Schimmelpenninck-Mulder
  • A. Mannoury
  • J. Boerwinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zeer gewelddadige poging tot doodslag met bijkomende verkeersdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 januari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle. De verdachte is veroordeeld voor een zeer gewelddadige poging tot doodslag en het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol. De feiten zijn als volgt: de verdachte, samen met medeverdachten, heeft met een vooropgezet plan de woning van het slachtoffer binnengedrongen. Tijdens deze inbraak is het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar mishandeld met een houten knuppel en halters, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een hersenschudding en diverse kneuzingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten enorme angst en onrust bij het slachtoffer hebben veroorzaakt, wat heeft geleid tot langdurige psychische klachten.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de herhaalde strafbare feiten van de verdachte in het verleden, en de impact van het geweld op het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 2.138,54 aan de benadeelde partij te betalen, alsook een bedrag van € 712,85 aan de Staat. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde als strafbaar is gekwalificeerd. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-003428-03
Uitspraak dd.: 21 januari 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle van 17 juli 2003 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van:
Poging tot:
Doodslag.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige poging tot doodslag. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn met een vooropgezet plan naar de woning van [slachtoffer] gegaan om aldaar in te breken. [Medeverdachte 2] is de woning door een raam naar binnen geklommen en heeft verdachte en [medeverdachte 1] via een deur de toegang tot het huis verschaft. Verdachte is als eerste, gevolgd door [medeverdachte 2], naar de bovenverdieping van de woning gegaan en heeft daar de bewoner [slachtoffer] aangetroffen. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte 2] [slachtoffer] geslagen en geschopt, waarbij zij een houten knuppel en halters hebben gebruikt. Tevens heeft verdachte [slachtoffer] in een wurggreep genomen waardoor het slachtoffer geen lucht meer kreeg. [Slachtoffer] heeft aan dit geweld een hersenschudding, diepe barst- en scheurwonden en kneuzingen overgehouden. [Slachtoffer] heeft zich verzet en is daarbij over de synthetische vloerbedekking gesleurd, waardoor er brandblaren op zijn knieën en ellebogen zijn ontstaan. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben door aldus te handelen enorme gevoelens van angst en onrust bij het slachtoffer teweeggebracht. Hun handelwijze is voor [slachtoffer] dusdanig traumatisch geweest dat hij tot op heden kampt met psychische klachten.
Daarnaast houdt het hof bij de straftoemeting in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een auto onder de invloed van alcohol en dat verdachte in het verleden bij herhaling is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld.
De vordering van [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.138,54 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.951,83. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren .
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
bestelauto, merk Ford, kleur blauw.
de aan [benadeelde partij] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 2.138,54 (tweeduizend honderdachtendertig euro en vierenvijftig cent).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij een bedrag te betalen van € 712,85 (zevenhonderdtwaalf euro en vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door dagen (veertien) 14 hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Schimmelpenninck-Mulder, voorzitter,
mrs Mannoury en Boerwinkel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Bouwman, griffier,
en op 21 januari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.