ECLI:NL:GHARN:2004:AO1509

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-03726
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel bij belastingaanslag en buitengewone lasten aftrek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 januari 2004 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, [X], een beroep deed op de aftrek van buitengewone lasten in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 1997. De belanghebbende had deze aftrek uitgebreid gemotiveerd en verwees in zijn aangiften over de daaropvolgende jaren naar deze toelichting. De inspecteur van de Belastingsdienst had echter de aanslagen over de jaren 1997 tot en met 1999 niet inhoudelijk beoordeeld, maar de belanghebbende mocht er in redelijkheid van uitgaan dat de inspecteur de aftrek had beoordeeld bij het vaststellen van de aanslagen over de jaren voorafgaand aan 2000. Het Hof oordeelde dat de omstandigheid dat de aftrek was toegestaan, berustte op een weloverwogen standpunt van de inspecteur, en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde. Het Hof vernietigde de uitspraak waarvan beroep en verminderde de belastingaanslag tot een belastbaar inkomen van f.100.601 (€ 45.650). Tevens werd gelast dat de Staat het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 29 vergoedt. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de inspecteur, terwijl de belanghebbende niet verscheen, maar dit was met kennisgeving aan het Hof. Het Hof benadrukte dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk is, maar dat partijen binnen vier weken een verzoek kunnen indienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zevende enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03726 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingsdienst/Particulieren [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
nummer : [...H.06]
mondelinge behandeling : op 23 december 2003 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Belanghebbende heeft f.4.221 minus de drempel van f.800 opgevoerd als op hem drukkende buitengewone lasten ter zake van uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van de in 1946 geboren, gehandicapte en in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten verblijvende, [A].
2. Ingevolge artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 behoren onder bepaalde voorwaarden tot de op een belastingplichtige drukkende buitengewone lasten uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn.
3. [A] behoort niet tot de in de onder 2. aangehaalde wetsbepaling bedoelde kring van verwanten en is evenmin aan te merken als een pleegkind nu belanghebbende en zijn echtgenote haar eerst hebben leren kennen toen zij reeds meerderjarig was en in een inrichting verbleef en derhalve door belanghebbende nimmer als een eigen kind is onderhouden en opgevoed.
4. Nu belanghebbende in bezwaar niet uitdrukkelijk heeft gevraagd te worden gehoord was de inspecteur niet gehouden hem te horen alvorens uitspraak te doen.
5. Nu belanghebbende de door hem gevraagde buitengewone lasten aftrek bij zijn aangifte over het jaar 1997 zeer uitgebreid schriftelijk heeft gemotiveerd en toegelicht, en in de aangiften over de daaropvolgende jaren naar die toelichting heeft verwezen, mocht hij er echter in redelijkheid van uitgaan dat de inspecteur die aftrek bij het vaststellen van de aanslagen over de aan 2000 voorafgegane jaren heeft beoordeeld en dat de omstandigheid dat die aftrek bij het vaststellen van de aanslagen over de jaren 1997 tot en met 1999 is toegelaten berustte op een weloverwogen standpuntbepaling van de inspecteur. Hieraan doet niet af dat de aangiften over 1997 tot en met 1999 niet inhoudelijk zouden zijn beoordeeld nu belanghebbende met die omstandigheid niet bekend was of bekend hoefde te zijn. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt derhalve.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f.100.601 (€ 45.650), en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2004 door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sitsen als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.M. Sitsen) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 januari 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.