ECLI:NL:GHARN:2003:AO3051

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002837-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Roessingh-Bakels
  • A. Coster van Voorhout
  • J. Lensing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote en voorbereidingshandelingen voor ernstige misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte is schuldig bevonden aan de moord op zijn vrouw en aan voorbereidingshandelingen voor zeer ernstige misdrijven tegen de partner van zijn vrouw. De feiten vonden plaats op 19 december 2002 in Doetinchem, waar de verdachte met voorbedachten rade zijn vrouw heeft doodgeschoten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere malen heeft verklaard dat hij voornemens was zijn vrouw te doden, wat duidt op voorbedachte rade. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van wapens en andere middelen die bestemd waren voor het plegen van zware mishandeling en/of ontvoering van de partner van zijn vrouw. De verdachte heeft gehandeld uit hevige jaloezie en wraakgevoelens, wat leidde tot een onherstelbaar leed voor de nabestaanden, waaronder zijn eigen kinderen. Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op 13 jaar gevangenisstraf, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte is als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, maar dit heeft niet geleid tot een lagere straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002837-03
Uitspraak dd.: 29 december 2003
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 25 juni 2003 in de strafzaak tegen
[ verdachte ],
geboren te [ geboorteplaats ],
wonende te [ woonplaats ],
thans verblijvende in [ huis van bewaring ].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 december 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdach-te is daardoor niet geschaad in de verdediging. Dat geldt met name voor de passage in het onder 2 telastegelegde feit “in vereniging”, waarbij het hof in aanmerking neemt dat op dit punt in hoger beroep geen verweer is gevoerd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primair
hij op 19 december 2002 in de gemeente Doetinchem opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, meermalen gericht op het lichaam van [naam slachtoffer] voornoemd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden.
Feit 2
hij in de periode van 1 januari 2002 tot 19 december 2002 in de gemeente Doetinchem ter voorbereiding van het misdrijf [naam slachtoffer] zwaar te mishandelen en/of weder-rechtelijk van zijn vrijheid te beroven, opzettelijk een vuurwapen en benzine en een stok en een rol tape en waslijndraad en kabelbinders en blinderingsmateriaal, kennelijk be-stemd tot het begaan van dat misdrijf en/of die misdrijven, heeft verworven en voorhan-den gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft gemotiveerd verweer gevoerd met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde feit, in het bijzonder ten aanzien van het bestanddeel “met voorbedachte rade”.
Het hof overweegt dat dit feit (in al zijn onderdelen) bewezen is, nu verdachte meerdere malen en uitvoerig heeft verklaard dat hij voorafgaand aan 19 december 2002 reeds zeer vele malen heeft getracht zijn vrouw te treffen en dat hij het voornemen had zijn vrouw te doden als zij, zoals verdachte op grond van de voorgeschiedenis kon verwachten, niet met hem in gesprek wilde gaan. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zijn vrouw voorafgaand aan de dode-lijke schoten heeft gezegd dat hij haar zou doden als zij niet onmiddellijk zou opstaan. Reeds op basis van het vorenstaande is sprake van voorbedachte rade.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Moord.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Voorbereiding van het misdrijf: zware mishandeling en/of opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is een pro justitia rapport opgemaakt door J.M.J.F. Offermans, psychiater, I.M. van Woudenberg, psycholoog en M.A.G. Eikelenboom-Colen, milieu-onderzoeker, geda-teerd 30 mei 2003. De deskundigen concluderen dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een opiumafhankelijkheid en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Voorts concluderen de deskundigen dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de moord op zijn vrouw en aan het plegen van voorbereidingshandelingen van zeer ernstige misdrijven op de partner van zijn vrouw.
Verdachte heeft niet kunnen verkroppen dat zijn vrouw een relatie met een ander is begonnen en is reeds lang voor het plegen van de feiten met de beraming daarvan begonnen. Verdachte heeft gehandeld uit hevige gevoelens van jaloezie, gekrenktheid en wraak en daarbij geen enkel oog gehad voor het enorme en onherstelbare leed dat hij aan de nabestaanden (waar-onder nota bene zijn eigen kinderen) heeft toegebracht. Ook ter terechtzitting heeft hij ervan blijk gegeven geen inzicht te hebben in de gevolgen die deze delicten voor de nabestaanden kunnen hebben. Uit het dossier blijkt dat het een wonder mag heten dat de nieuwe partner van het slachtoffer verdachte niet is tegengekomen waardoor hem enig letsel bespaard is gebleven en voorts dat verdachte zijn vrouw op straat, in het bijzijn van toevallige (deels minderjarige) omstanders, op niets ontziende wijze heeft "afgeschoten".
Voor deze door verdachte gepleegde moord, het zwaarste misdrijf dat ons Wetboek van Straf-recht kent, en de strafbare voorbereidingshandelingen, welke feiten de rechtsorde in hoge mate schokken, past naar het oordeel van het hof slechts een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 46, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenis-straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Roessingh-Bakels, voorzitter,
mrs Coster van Voorhout en Lensing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Wormgoor, griffier,
en op 29 december 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.