ECLI:NL:GHARN:2003:AN9803

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2003/555
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Steeg
  • A. Houtman
  • J. van Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de schuldsaneringsregeling van echtelieden M en S

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de schuldsaneringsregeling van de echtelieden M en S, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en beiden wonen in Nijverdal. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 21 augustus 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Almelo. De rechtbank had eerder de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, maar M en S hebben tijdens deze regeling bovenmatige nieuwe schulden gemaakt, voornamelijk van huishoudelijke aard. Het hof heeft vastgesteld dat er geen vooruitzicht is dat deze nieuwe schulden in de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling kunnen worden afgelost, vooral omdat M en S geen voorstel hebben gedaan om deze schulden te voldoen.

De zaak kwam ter zitting nadat M en S verzochten om aanhouding van de behandeling, omdat zij geen toevoeging hadden ontvangen en S in het ziekenhuis was opgenomen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de wettelijke termijnen in schuldsaneringsprocedures kort zijn en de behandeling niet kon worden uitgesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep als juist aangenomen, tenzij daartegen grieven zijn ingediend.

Het hof heeft geconcludeerd dat M en S onvoldoende hebben gedaan om hun nieuwe schulden aan te pakken en dat hun persoonlijke omstandigheden niet afdoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij is vastgesteld dat de schuldsaneringsregeling niet kan worden voortgezet en dat M en S in staat van faillissement zullen komen te verkeren. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de crediteuren en om de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling te waarborgen.

Uitspraak

21 augustus 2003
eerste civiele kamer
rekestnummer 2003/555
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
M
en
S,
in gemeenschap van goederen gehuwde echtelieden,
beiden wonende te Nijverdal,
appellanten,
procureur: mr. B.J. Schadd.
1 Het verloop van de schuldsaneringsregeling
1.1 Bij vonnissen van de rechtbank te Almelo van 17 december 2002 is ten aanzien van appellanten (hierna te noemen: M en S) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.A.A.M. Schreuder en tot bewindvoerder L.E. Wolthuis.
1.2 Op 20 mei 2003 heeft de rechtbank te Almelo naar aanleiding van een voordracht tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregelingen ten aanzien van M en S een tussenvonnis uitgesproken, waarin het verzoek tot tussentijdse beëindiging is aangehouden teneinde - ondermeer - de schuldenaren de gelegenheid te geven met een voorstel te komen omtrent het inlopen van de tijdens de schuldsaneringsregelingen nieuw ontstane schulden, alsmede voor de aanvraag van budgetbeheer door de schuldenaren.
1.3 Bij vonnis van de rechtbank te Almelo van 15 juli 2003 is vervolgens de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregelingen ten aanzien van M en S beëindigd. In de faillissementen, waarin M en S van rechtswege zullen komen te verkeren met ingang van de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.A.A.M. Schreuder en tot curator L.E. Wolthuis.
1.4 Het hof verwijst naar de vonnissen van 20 mei 2003 en van 15 juli 2003, welke in fotokopie aan dit arrest zijn gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 22 juli 2003 per fax en op 24 juli 2003 per gewone post ingekomen verzoekschrift zijn M en S in hoger beroep gekomen van laatstgenoemd vonnis en hebben zij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen en, voor zover vereist, opnieuw rechtdoende de wettelijke schuldsaneringsregeling onverminderd op hen van toepassing te verklaren.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken, alsmede van brieven d.d. 4 augustus 2003 en 13 augustus 2003 van de bewindvoerder, met bijlagen. De bewindvoerder heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op 13 augustus 2003 is per fax ter griffie een brief ontvangen van mr. M. Smit, advocaat van M en S, waarin hij verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden omdat hij nog geen voor een toevoeging vereiste verklaring omtrent inkomen en vermogen heeft ontvangen en tevens omdat S in het ziekenhuis is opgenomen en M op zo korte termijn geen vrij kan krijgen van zijn werk, aangezien hij grote problemen heeft met zijn baas die hem al eerder heeft gedreigd met ontslag.
De voorzitter heeft laten weten dat het verzoek om aanhouding niet wordt ingewilligd. Vervolgens heeft mr. Smit bij faxbericht van 13 augustus 2003 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen omdat hij nog geen toevoeging in deze zaak heeft ontvangen.
2.3 Ter zitting van 14 augustus 2003 is niemand verschenen.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 Ten aanzien van de verzoeken van M en S om aanhouding van de behandeling van de zaak ter zitting, overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft in de omstandigheid dat de aangevraagde toevoeging nog niet is verleend onvoldoende reden gezien om de behandeling van de zaak ter zitting aan te houden. In de procedures betreffende de wettelijke schuldsaneringsregeling gelden korte termijnen waaraan zoveel mogelijk de hand dient te worden gehouden, teneinde de onzekerheid, ook uit het oogpunt van de crediteuren, zo kort mogelijk te doen zijn. Het (nog) niet verleend zijn van een toevoeging is naar het oordeel van het hof onvoldoende reden om af te wijken van de wettelijke termijnen. Mr. Smit heeft de zaak aangenomen en een verzoekschrift in hoger beroep ingediend, waarmee de zaak in hoger beroep een aanvang heeft genomen. Hij heeft zich hiermee aan zijn cliënten gecommitteerd. Dat mr. Smit vervolgens de zaak niet verder wenst te behandelen voordat de toevoeging is verleend, is voor het hof geen reden tot aanhouding van de behandeling. Sedert het instellen van het hoger beroep is er voldoende tijd en gelegenheid geweest om een toevoeging aan te vragen.
Ten aanzien van de verhindering van M en S om ter zitting te verschijnen is geen enkel concreet vooruitzicht gegeven wanneer zij wel in staat zullen zijn om ter zitting te verschijnen. Gelet hierop, bezien in samenhang met de voormelde korte termijnen, ziet het hof ook in de verhindering van M en S geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden.
3.3 Vervolgens zal het hof het verzoek in hoger beroep inhoudelijk beoordelen. Hierbij wordt uitgegaan van de juistheid van de feiten en omstandigheden als vermeld in het vonnis waarvan beroep, voor zover daartegen geen grief is gericht.
In hoger beroep is uit de van de bewindvoerder ontvangen stukken gebleken dat de achterstand in de afdracht van het bewindvoerderssalaris thans € 295,52 bedraagt (zijnde de maanden december 2002 tot en met juli 2003).
Voorts zijn tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregelingen de volgende nieuwe schulden ontstaan: Vitens € 319,84, Essent € 833,29, Amicon € 814,40 (premie over januari tot en met augustus 2003) en Stad Rotterdam Verzekeringen € 578,43 (over de maanden april en mei 2003). Voorts is er een huurachterstand over de maanden december 2002, januari en februari 2003 en juli 2003 van in totaal
€ 1.300,84. De verhuurder heeft tot ontbinding van de huurovereenkomst, betaling en ontruiming gedagvaard.
In totaal is er thans voor een bedrag van € 4.142,32 aan nieuwe schulden ontstaan.
3.4 Volgens M en S heeft de rechtbank in het bestreden vonnis te weinig rekening gehouden met hun persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft echter juist vanwege die persoonlijke omstandigheden M en S bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld een voorstel te doen om de nieuw ontstane schulden gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregelingen af te lossen. Zij hebben echter geen voorstel gedaan.
Ook in hoger beroep hebben M en S geen concreet voorstel gedaan hoe zij voormelde nieuwe schulden nog tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregelingen denken te kunnen aflossen.
De in het verzoekschrift in hoger beroep toegezegde bevestiging van de verhuurder dat de betalingsregeling met de woningbouwvereniging wel wordt nagekomen, heeft het hof niet ontvangen. Evenmin is bewijs ontvangen dat de achterstand op de boedelrekening is betaald.
3.5 Gelet op het hiervoor overwogene is voldoende komen vast te staan dat tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregelingen bovenmatige nieuwe schulden zijn ontstaan. Het merendeel van deze nieuwe schulden is van huishoudelijke aard, zodat zowel M als S daarvoor aansprakelijk is en hun van het ontstaan van die schulden een verwijt valt te maken.
Gelet op de hoogte van de nieuwe schulden bestaat er geen vooruitzicht dat deze nog in de resterende looptijd kunnen worden afgelost, temeer nu daarover geen voorstel is gedaan.
De door M en S aangevoerde persoonlijke omstandigheden doen aan het oordeel niet af. Uitgangspunt dient immers te zijn dat nieuw ontstane schulden gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling worden afgelost. Het doel van de wettelijke schuldsaneringsregeling - het verkrijgen van de schone lei en daarmee het voorkomen dat de schuldenaar tot in lengte van dagen wordt achtervolgd door crediteuren - zou anders teniet worden gedaan.
Dat M niet zou hebben begrepen dat de rechtbank de behandeling had aangehouden om M en S in de gelegenheid te stellen een voorstel te doen om de nieuwe schulden af te lossen, acht het hof onaannemelijk, gelet op de inhoud van het vonnis. Daarnaast hadden M en S alsnog in hoger beroep zo’n voorstel kunnen doen, hetgeen zij evenmin hebben gedaan.
3.6 Alles overziende is het hof van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen is onvoldoende gebleken. De omstandigheid dat M en S bij beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregelingen in staat van faillissement zullen komen te verkeren, is voor het hof geen reden om anders te oordelen.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Almelo van 15 juli 2003.
Dit arrest is gewezen door mrs. Steeg, Houtman en Van Amsterdam en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2003.