ECLI:NL:GHARN:2003:AN9146
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.E. Haas
- J.H.M. Delnooz-Engels
- Rechtspraak.nl
Verrekening van voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting na wijziging gezinssituatie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 november 2003, staat de verrekening van een eerder verleende voorlopige teruggaaf van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen centraal. De belanghebbende, aangeduid als [X], had in 2000 een verzoek ingediend voor een voorlopige teruggaaf, waarbij zij aanspraak maakte op verschillende heffingskortingen, waaronder de alleenstaande-ouderkorting. Deze teruggaaf werd goedgekeurd, maar de situatie veranderde toen zij in 2001 ging samenwonen met haar partner, [Y], en later met hem trouwde.
Bij de aangifte inkomstenbelasting over 2001 verzocht de belanghebbende niet langer om de eerder aangevraagde heffingskortingen, maar haar partner deed dit wel. De Inspecteur van de Belastingdienst, aangeduid als [P], stelde dat de alleenstaande-ouderkorting niet meer van toepassing was, omdat de belanghebbende in dat jaar samenwoonde. De belanghebbende erkende dit in haar aanvullend beroepschrift, maar was van mening dat de voorlopige teruggaaf niet volledig verrekend diende te worden, gezien haar tijdige melding van de wijziging in haar persoonlijke omstandigheden aan de belastingdienst.
Het Hof oordeelde dat de voorlopige teruggaaf terecht was verrekend met de definitieve aanslag, omdat de wijziging in de gezinssituatie van de belanghebbende een wezenlijke impact had op haar recht op de heffingskortingen. De belanghebbende had geen recht op de alleenstaande-ouderkorting en de kinderkorting werd terecht aan haar partner toegekend. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur correct had gehandeld en dat de aanslag over 2001 terecht was opgelegd. De beslissing van het Gerechtshof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.