14 oktober 2003
derde civiele kamer
rolnummer 2002/300
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Indolec B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
appellante,
procureur: mr F.J. Boom,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr P.A.C. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van 29 juni 2000, 28 december 2000 en 1 november 2001 die de rechtbank te Arnhem tussen appellante (hierna te noemen: Indolec) als gedaagde en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als eiser heeft gewezen; van die laatstgenoemde twee vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Indolec heeft bij exploot van 31 januari 2002 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van 1 november 2001 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Indolec zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en gevorderd dat het hof het vonnis van 1 november 2001 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren, althans hem zijn vorderingen zal ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest Indolec niet in het hoger beroep zal ontvangen, althans dat zal verwerpen, zo nodig onder bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank en Indolec zal veroordelen in de kosten van dit geding.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
Deels al door de rechtbank vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, deels als gesteld en niet gemotiveerd betwist, is het volgende tussen de partijen komen vast te staan.
3.1 Indolec is producent (in de zin van artikel 6:187 lid 2 BW) van een gespecialiseerde ventilator genaamd de datafan. De datafan bestaat uit een roestvrijstalen koker waarin zich een tweetal ventilatoren bevindt. De dikte van de rand van de koker wordt geschat tussen de 1 ½ en 2 mm. De randen zijn, nadat de koker is gewalst, niet specifiek bewerkt. Deze ventilator wordt in Nederland uitsluitend aan installateurs geleverd.
3.2 Op donderdag 29 augustus 1996 was [geïntimeerde], geboren op ..., in opdracht van zijn toenmalige werkgever Elektrotechnisch installatiebedrijf Fa. H. Donkers V.O.F. te Chaam samen met zijn collega, [J.van H.], doende om in een varkensmeststal op de boerderij van [van G.] een datafan te installeren, met welke ventilator het klimaat in het varkensmesthok geregeld kan worden. Samen met [J. van H.] heeft hij de datafan geïnstalleerd op een hoogte van 1.10 meter. Hierna moest de datafan nog op het elektrisch circuit worden aangesloten. Toen [geïntimeerde] met het laatste doende was, heeft hij zich gebukt om iets van de grond te pakken. Hij heeft toen en daar geconstateerd dat hij letsel had opgelopen aan zijn rechterhand.
3.3 In opdracht van de verzekeraar van Indolec is door GAB Robins Takkenberg B.V. (hierna: GAB Robins) een onderzoek naar het ongeval ingesteld. De expert van GAB Robins heeft onder meer het volgende waargenomen (rapport II, pg. 3, produktie 2 bij conclusie van repliek):
“Wij onderzochten de ventilator, gevestigd in stal nummer 11. De voor de Datafan plus typerende metalen koker troffen wij aan. De rand van de metalen koker zou scherp zijn. Wij voelden deze rand, waarbij wij met de vingers tegen het metaal drukten. Bij deze handeling, welke wij ook hebben uitgevoerd bij de producent, voelt het metaal niet bijzonder scherp aan. Tegenpartij heeft tegenover ons medegedeeld de rug van de hand langs het metaal gehaald te hebben. Dus in de richting parallel aan het metaal. Indien wij deze handelingen herhalen, voelt de rand van de koker wel scherp aan.”
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of Indolec als producent van de datafan aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [geïntimeerde] lijdt en heeft geleden doordat hij zich bij de installatie van de datafan op 29 augustus 1996 met de rug van zijn hand zou hebben gesneden aan de rand van de onderkant van de koker van die datafan. De rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
4.2 Met de grieven 1 en 2 komt Indolec op tegen de door de rechtbank – onder meer aan de hand van de verklaringen van de aan zijde van [geïntimeerde] gehoorde getuigen, waaronder [geïntimeerde] als partijgetuige – vastgestelde ongevalstoedracht. Anders dan Indolec betoogt, brengt het enkele feit dat de verklaringen van de getuigen op enkele onderdelen niet (geheel) met elkaar overeenstemmen niet met zich dat deze verklaringen niet in overwegende mate tot het bewijs van de toedracht zouden mogen bijdragen. Ten aanzien van de ongevalstoedracht hebben de getuigen [van G.] en [J. van H.] eenduidig en uit eigen waarneming verklaard – zoals onder de punten 3 en 4 van het bestreden vonnis weergegeven waarnaar het hof verwijst - dat er bloed onderaan op de rand van de ventilatorkoker aanwezig was en dat de rand vlijmscherp was. Door de expert van GAB Robins is eveneens waargenomen dat indien de rug van de hand in de lengterichting langs de rand van het metaal van de koker wordt bewogen, de rand van de koker scherp aanvoelt. Hiermee is, ook naar het oordeel van het hof, komen vast te staan dat de onderrand van de koker van de bewuste datafan scherp is. Onbetwist is voorts (onder rov. 5 van het vonnis van 1 november 2001) dat op de dag van het ongeval bij [geïntimeerde] door de behandelend chirurg een snijwond handrug rechts met peesletsel strekpees is geconstateerd.
4.3 Het betoog van Indolec dat [geïntimeerde] zich mogelijk heeft gesneden aan een ander voorwerp, zoals de ventilatiebladen in de ventilatiekoker of aan een scherpe rand van de schoorsteenkoker, wordt niet gevolgd. In dit kader is allereerst van belang dat zowel [J. van H.] als [van G.] hebben verklaard dat het bloed onderaan op de rand van de ventilatiekoker zat. Nu onbetwist is dat [geïntimeerde] ten tijde van het ongeval voorbereidingen aan het treffen was om kabels te bevestigen tegen de muur om de ventilator aan te sluiten, staat daarmee vast dat [geïntimeerde] zich met zijn hand niet in de koker bevond alwaar de ventilatoren zijn aangebracht. [geïntimeerde] kan zich derhalve niet aan (één van) de ventilatoren hebben gesneden. Omdat de datafan ten tijde van het ongeval was geïnstalleerd en er blijkens de stellingen van Indolec sprake was van een schoorsteenkoker, leidt het hof hieruit af dat de datafan ten tijde van het ongeval reeds was ingebouwd in de schoorsteenkoker, hetgeen blijkens een verklaring van [H.B.] van Indolec als vermeld in het rapport van GAB Robins, een mogelijke installatiemethode is (pagina 3, rapport I). Dat [geïntimeerde] zich in die situatie aan de rand van de schoorsteenkoker heeft gesneden komt het hof, zonder nadere onderbouwing van deze mogelijke oorzaak van het ongeval, onwaarschijnlijk voor nu [geïntimeerde] zich met zijn hand niet meer eenvoudig onder de schoorsteenkoker kon begeven omdat de datafan daarin was aangebracht.
Gelet op de aard van het letsel is het voorts onwaarschijnlijk dat dit geruime tijd vóór de ontdekking daarvan door [geïntimeerde] is ontstaan.
4.4 Op grond van het bovenstaande komt ook het hof tot het oordeel dat [geïntimeerde] is geslaagd in het bewijs van de door hem gestelde ongevalstoedracht zodat ervan zal worden uitgegaan dat [geïntimeerde], terwijl hij voorbereidingen trof om kabels tegen de muur te bevestigen, bukte om een boormachine van de grond te pakken en daarbij met zijn rechterhand langs de scherpe rand van de koker van de datafan schampte hetgeen een snijwond op de rug van zijn rechterhand heeft veroorzaakt. Dat de rand van de koker scherp genoeg was om een snijwond te veroorzaken, is daarmee gegeven, zodat aan objectieve vaststelling hiervan – meer dan reeds is geschied in rapport II van GAB Robins – geen behoefte bestaat.
4.5 De grieven 3 en 4 zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een gebrekkig product. Ingevolge het hier toepasselijke artikel 6:186 lid 1 BW is een product gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder, zoals onder sub b van dit artikel vermeld en waar Indolec zich meer specifiek op beroept, het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product.
4.6 Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de veiligheid die van de datafan mocht worden verwacht, in beginsel dient te worden uitgegaan van de verwachting dienaangaande van het grote publiek, maar wanneer omtrent specifieke producten in bepaalde (vak)kringen andere c.q. hogere veiligheidsverwachtingen bestaan, van die laatste verwachtingen wordt uitgegaan. Indolec betoogt dat nu [geïntimeerde] een ervaren installateur is, redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij bekend is met de scherpte van randen van plaatstalen producten en met het algemeen bekende risico van snijwonden bij het gebruik van uit plaatstaal vervaardigde producten, zowel tijdens als na de feitelijke installatie.
Nu de datafan enerzijds gebruikt wordt door monteurs die met de installatie van de datafan belast zijn en anderzijds na installatie door personen die de datafan aanschaffen teneinde hun bedrijf van een ventilatiesysteem te voorzien, is – anders dan Indolec betoogt - geen sprake van een specifieke, beperkte kring van personen waaraan de producent de verwachting van de veiligheid die het product biedt kan relateren.
4.7 Bij het installeren respectievelijk gebruiken van de datafan, zowel door een installateur als door een bedrijfsmatige gebruiker, was voor Indolec redelijkerwijs te verwachten dat die groep van gebruikers in aanraking zou kunnen komen met de scherpe rand van de koker. Dat dit niet alleen voor installateurs geldt, volgt ook uit de door [van G.] als getuige afgelegde verklaring: “De ventilatorkoker had toen ik met de expert keek ook een scherpe rand. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Daarom doe ik altijd handschoenen aan als ik iets aan die ventilator moet veranderen. Ik heb een keer mijn trui gescheurd aan een soortgelijke ventilator die elders in de stallen hing.”
Dat bij gebruik van de datafan door de groep van gebruikers redelijkerwijze te verwachten was dat aanraking met de onderrand van de koker zou kunnen plaatsvinden, is hiermee komen vast te staan. Gesteld noch gebleken is voorts dat [geïntimeerde] bij de installatie van de datafan zodanig zou hebben gehandeld dat van een normale wijze van gebruik als installateur geen sprake zou zijn. De wijze waarop [geïntimeerde] de datafan heeft gebruikt, is een wijze die Indolec redelijkerwijze had moeten verwachten. Van apert onjuist of onvoorzichtig gebruik van de datafan dat door Indolec redelijkerwijs niet behoefde te worden verwacht, is derhalve geen sprake.
4.8 Ondanks het feit dat, zoals in rov. 4.7 overwogen, de wijze waarop [geïntimeerde] de datafan heeft gebruikt, redelijkerwijze te verwachten was, heeft Indolec op geen enkele wijze gewaarschuwd voor de scherpe rand aan de onderzijde van de koker van de datafan noch heeft zij geadviseerd om handschoenen te dragen of andere beschermingsmaatregelen te treffen. Dit is te meer van belang nu gezien de aard van het product – een ventilator – niet gesteld kan worden dat een scherpe rand aan de onderzijde van de koker een aan dit product inherent gevaar is waar een gebruiker op berekend moet zijn. Naar aanleiding van de stelling van [geïntimeerde] in conclusie van repliek onder 6, waarin hij stelt dat een product dient te worden geleverd dat bij installatie geen gevaar oplevert, in samenhang met de verklaring van [geïntimeerde] zoals die volgt uit het rapport II van GAB Robins, dat de scherpe rand eenvoudig afgewerkt had kunnen worden, heeft Indolec voorts niet aangevoerd dat maatregelen ter vermindering van de scherpte van de rand zodanig bezwaarlijk zijn dat dit van Indolec niet kan worden gevergd. Al deze omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de datafan een gebrekkig product is nu het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. Dat het om een halffabrikaat gaat en niet om een eindproduct zoals Indolec in haar conclusie na enquête in eerste aanleg aanvoert, maakt dit niet anders.
4.9 Ingevolge artikel 6:185 BW is de producent – naar het onbestreden oordeel van de rechtbank Indolec – aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het gebrek aan de datafan. Met grief 5 beroept Indolec zich op het tweede lid van dit artikel, dat bepaalt dat de aansprakelijkheid van de producent wordt verminderd of opgeheven rekening houdend met alle omstandigheden, indien de schade is veroorzaakt zowel door een gebrek in het product als door schuld van de benadeelde, in casu [geïntimeerde]. Van eigen schuld is sprake, zoals Indolec stelt, nu [geïntimeerde] op het moment dat het ongeval zich heeft voorgedaan onvoorzichtig heeft gehandeld, te meer nu de beschermkorf nog niet was aangebracht, welke korf de scherpe rand zou hebben afgedekt.
4.10 Daargelaten dat blijkens de in zoverre niet voldoende betwiste verklaring van [van G.] ook na het aanbrengen van de beschermkorf het mogelijk blijft om met de scherpe randen van de koker in aanraking te komen, kan uit de gebruiksaanwijzing (produktie 2 bij akte van 18 mei 2000) niet met helderheid worden afgeleid dat – zoals kennelijk door Indolec wordt betoogd – direct nadat de koker in de schoorsteenkoker is aangebracht, het beschermingsrooster dient te worden aangebracht. Voorts heeft [geïntimeerde] als getuige nog verklaard:
“Het rooster van de bewuste ventilator was ten tijde van het ongeval niet aanwezig op de ventilator. Dat zou ook niet gekund hebben, want dan zou de ventilator niet verder geïnstalleerd en uitgericht kunnen worden.” Dit gedeelte van de verklaring van [geïntimeerde] is door Indolec niet afzonderlijk betwist.
Nu evenmin is gesteld dat de functie van een dergelijk rooster is gelegen in bescherming tegen de scherpe randen van de koker – veeleer lijkt die te zijn gelegen in bescherming tegen het in contact komen met de in de koker aanwezige ventilatoren – kan deze handelswijze van [geïntimeerde] niet als onvoorzichtig worden gekwalificeerd. Dit geldt evenmin voor het mogelijk onvoldoende opletten bij het pakken van de boor. Dat [geïntimeerde] al bekend was met de aanwezige scherpe rand van de koker nu hij meerdere datafans had geïnstalleerd zodat hij zich van het gevaar bewust had moeten zijn dan wel uit eigen beweging beschermingsmaatregelen had moeten treffen, zoals het dragen van handschoenen, wordt evenmin gevolgd. Overigens zal het hof bij de beoordeling van deze stelling uitgaan van de verklaring van [geïntimeerde] zoals neergelegd in het proces-verbaal en zal geen acht worden geslagen op de aanvulling die Indolec daarop geeft (punt 4.10 MvG) ten aanzien van onderdelen van de verklaring van [geïntimeerde] die hij wel zou hebben afgelegd maar die niet in het proces-verbaal zijn neergelegd. Indolec zou, te meer nu haar raadsman bij die enquête aanwezig was, deze aanvulling in het proces-verbaal hebben kunnen laten opnemen. Als het al zo is dat [geïntimeerde] op de dag van het ongeval meerdere datafans had geïnstalleerd, dan brengt dit nog niet met zich dat [geïntimeerde] al eerder gevoeld had dat er sprake was van scherpe randen aan de onderzijde van de koker. Immers, uit het onbetwiste rapport II van GAB Robins – zoals aangehaald in rov. 3.3 van dit arrest – volgt dat de wijze waarop met het metaal in aanraking wordt gekomen, bepalend is voor het waarnemen van de scherpte van de onderrand. Dat [geïntimeerde] vóór het ongeval met de onderrand in aanraking is gekomen met de rug van de hand, parallel aan het metaal, – de wijze waarop blijkens het rapport van GAB Robins de scherpte van de onderrand wordt waargenomen –, is gesteld nog gebleken.
4.11 Nu niet is komen vast te staan dat de schade mede veroorzaakt is door eigen schuld van [geïntimeerde], faalt ook grief 5. Indolec is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het gebrek aan de datafan. Feiten of omstandigheden die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zijn gesteld nog gebleken, zodat het bewijsaanbod van Indolec zal worden gepasseerd.
4.12 Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd en in dat voetspoor faalt grief 6 evenzeer. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Indolec in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Arnhem van 1 november 2001;
veroordeelt Indolec in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 771,-- voor salaris van de procureur en op € 230,-- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs Rijken, De Boer en Tjittes en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2003.