ECLI:NL:GHARN:2003:AM0239
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van huisvestingskosten voor een eenmanszaak in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 29 september 2003, staat de aftrekbaarheid van huisvestingskosten van een eenmanszaak centraal. De belanghebbende, een zilver- en goudsmid, heeft in zijn aangifte over het jaar 2000 een belastbaar inkomen van ƒ 37.118 opgegeven, waarbij hij ƒ 5.705 als winst uit onderneming heeft aangegeven. Hij heeft ƒ 4.100 aan huisvestingskosten ten laste van het resultaat gebracht, onderverdeeld in kosten voor energie, onderhoud en verzekeringen. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aftrek betwist, wat heeft geleid tot een geschil over de vraag of deze kosten in aanmerking kunnen worden genomen.
Het Hof overweegt dat volgens artikel 8b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kosten en lasten die verband houden met de werkruimte in de eigen woning van de ondernemer niet in aftrek komen, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In dit geval beschikt de belanghebbende niet over soortgelijke werkruimte buiten zijn woning. Het Hof stelt vast dat de belanghebbende niet voldoet aan de eis dat meer dan 70% van zijn winst en inkomsten uit arbeid in of vanuit de werkruimte in zijn woning moet worden behaald. De totale inkomsten van de belanghebbende bedragen ƒ 54.257, waarvan slechts ƒ 5.705 in de werkruimte is verworven, wat neerkomt op 10,5% van zijn totale inkomsten. Dit is onvoldoende om aan de wettelijke voorwaarden te voldoen.
Het Gerechtshof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de huisvestingskosten niet ten laste van het resultaat van de onderneming kunnen worden gebracht. De beslissing is openbaar uitgesproken en afschriften zijn op dezelfde dag verzonden. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.