ECLI:NL:GHARN:2003:AL4172

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-03767
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige teruggaaf en gecombineerde heffingskorting in het belastingrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 augustus 2003 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende een voorlopige teruggaaf die aan de belanghebbende was verleend. De belanghebbende had in het kader van de optimalisering bij het invullen van het aangiftebiljet een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen opgegeven. Na de toekenning van de voorlopige teruggaaf bleek echter dat de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, zoals vastgelegd in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, tot een te hoog bedrag was genoten. Dit leidde tot de noodzaak om een aanslag vast te stellen zonder drempelbedrag, conform artikel 9.4 van de Wet.

Het Gerechtshof oordeelde dat de argumenten van de belanghebbende niet afdoen aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Wet. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de belastingautoriteiten, die op 11 september 2002 een uitspraak op bezwaar had gedaan. De belanghebbende had geen recht op de gevraagde teruggaaf, en het Hof benadrukte dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk was. De belanghebbende had wel de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal te verzoeken om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke, maar dit zou geen heroverweging van de zaak met zich meebrengen. De griffier zou de belanghebbende informeren over het verschuldigde griffierecht voor deze procedure.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03767 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/[P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 11 september 2002 op bezwaar
aanslagnummer : […H.11]
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 2001
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Op verzoek van belanghebbende is aan haar een voorlopige teruggaaf verleend waarbij, na het toekennen aan haar - in het kader van de zogenaamde optimalisering bij het invullen van het aangiftebiljet - van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, is gebleken dat de verhoging van de zogenaamde gecombineerde heffingskorting volgens artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) tot een te hoog bedrag is genoten.
2. In een dergelijk geval dient ingevolge artikel 9.4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, in verbinding met artikel 9.4, vierde lid, van de Wet een aanslag te worden vastgesteld waarbij geen drempelbedrag geldt. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet hieraan niet af.
3. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 september 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.