ECLI:NL:GHARN:2003:AL1471

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-03532
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de gecombineerde heffingskorting in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 29 juli 2003, stond de toepassing van artikel 8.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 centraal. De belanghebbende, [X], had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, die de gecombineerde heffingskorting had gemaximeerd tot het bedrag dat de belanghebbende aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd was. De belanghebbende betoogde dat deze wettelijke bepaling in strijd was met de billijkheid, omdat dit zou betekenen dat er geen uitbetaling van (een deel van) de gecombineerde heffingskorting zou plaatsvinden indien deze de verschuldigde belasting oversteeg.

Het Gerechtshof oordeelde echter dat de billijkheid van de wet niet ter beoordeling staat van de rechter in belastingzaken. De rechtbank concludeerde dat de Inspecteur artikel 8.8 correct had toegepast en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.

De uitspraak werd mondeling gedaan, waarbij de belanghebbende en W. Zahn, namens de Inspecteur, aanwezig waren. Tegen deze mondelinge uitspraak was geen beroep in cassatie mogelijk, maar de belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke. De beslissing werd openbaar uitgesproken en afschriften werden op 6 augustus 2003 verzonden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03532 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland/ kantoor [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001
nummer : [01.H.16]
mondelinge behandeling : op 29 juli 2003 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede W. Zahn namens de Inspecteur
gronden:
1. Niet in geschil is dat de Inspecteur artikel 8.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 juist heeft toegepast door het totaal van de gecombineerde heffingskorting te maximeren tot het bedrag dat belanghebbende aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd is.
2. Belanghebbende acht voornoemde wettelijke bepaling in strijd met de billijkheid doordat dit niet kan leiden tot uitbetaling van (een deel van) de gecombineerde heffingskorting indien deze de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen overtreft.
3. De billijkheid van de wet staat echter niet ter beoordeling van de rechter in belastingzaken.
4. Het beroep is ongegrond
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 29 juli 2003 door mr. J.B.H. Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 augustus 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.