ECLI:NL:GHARN:2003:AH8786
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H. Röben
- M.C.M. de Kroon
- J.P.M. Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Afwaardering lening door aandeelhouder aan vennootschap en de fiscale gevolgen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 22 mei 2003, staat de vraag centraal of een afwaardering van een lening, verstrekt door een aandeelhouder aan zijn vennootschap, ten laste van de winst kan worden gebracht. De belanghebbende, [X] B.V., had in 1996 en 1997 een bedrag van ƒ 50.000 geleend aan [D/2], de broer van de directeur en aandeelhouder [D]. Deze lening was bedoeld om het transportbedrijf van de broer te redden, dat in financiële problemen verkeerde. De lening werd echter niet onder zakelijke voorwaarden verstrekt; er waren geen schriftelijke overeenkomsten, geen rente en geen aflossingsschema, en er werden geen zekerheden gesteld. Na het faillissement van het transportbedrijf in 1997, heeft [X] B.V. de lening als oninbaar afgewaardeerd.
De Inspecteur van de Belastingdienst beschouwde de lening als een privé-aangelegenheid van de aandeelhouder en weigerde de afboeking als bedrijfslast. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende feiten had aangedragen om aan te nemen dat de lening niet onder zakelijke voorwaarden was verstrekt. De argumenten van de belanghebbende, waaronder het idee dat de lening een zakelijk belang diende, werden door het Hof als ongeloofwaardig bestempeld. Het Hof concludeerde dat de lening op onzakelijke gronden was verstrekt en dat de afboeking van de vordering door de belanghebbende niet als bedrijfslast kon worden geaccepteerd.
Uiteindelijk verklaarde het Gerechtshof het beroep van [X] B.V. ongegrond, zonder termen voor een kostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zakelijke voorwaarden bij leningen tussen aandeelhouders en vennootschappen, en de fiscale gevolgen van het niet naleven van deze voorwaarden.