ECLI:NL:GHARN:2003:AF9098

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002928-02
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Kuijck
  • A. Barels
  • J. Nunnikhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting en gijzeling met schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 april 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Zwolle. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting 'Almere Binnen', was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren voor het medeplegen van verkrachting en gijzeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 4 april 2003 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van acht jaren heeft geëist. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoon van de verdachte. De verdachte heeft samen met zijn halfbroers een scenario bedacht om een abortus bij zijn vriendin af te dwingen, wat leidde tot de verkrachting van zijn vriendin en de gijzeling van haar zus. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, op basis van rapporten van psychiater J. van Borssum Waalkes. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, elk voor een bedrag van € 1.000,--, en aan de Staat voor een bedrag van € 333,33 per benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verplichtingen onderling zijn geregeld.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002928-02
Uitspraak dd. :18 april 2003
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 15 oktober 2002 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting "Almere Binnen" i.o. te Almere.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 april 2003 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof is van oordeel dat het onderzoek volledig is geweest ook omtrent de persoon van de verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De geldigheid van de dagvaarding
Het hof is ambtshalve van oordeel dat voor zover de telastelegging onder 2 primair betrekking heeft op de vrijheidsberoving van [slachtoffer], het oogmerk om haar ([slachtoffer]) te dwingen iets te doen of niet te doen, de telastelegging innerlijk tegenstrijdig is. Het telastegelegde feit gijzeling laat slechts toe dat een ander dan degene die van de vrijheid is beroofd wordt gedwongen iets te doen of niet te doen zodat de dagvaarding ten aanzien van de zinsnede voor zover het [slachtoffer] betreft in de 3e regel van het feit 2 primair nietig verklaard dient te worden.
De dagvaarding is, nu de telastelegging overigens voldoet aan het gestelde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voor het overige geldig.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gesteld komt het hof niet toe aan een beoordeling van het feit onder 2 subsidiair nu het hof voor het feit onder 2 primair tot een veroordeling komt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van verkrachting.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van gijzeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair telastegelegde, na een eis van acht jaren gevangenisstraf, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen van deze veroordeling. De advocaat-generaal heeft gevorderd
dat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair telastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft wel overwogen een scenario bedacht teneinde te bereiken dat de abortus
die zijn vriendin niet, maar hij wel wenste zou worden uitgevoerd. Hij heeft daartoe vooraf, zonder dat zijn vriendin daarvan op de hoogte was, een afspraak gemaakt bij een abortuskliniek. Hij is, samen met zijn beide halfbroers, in de vroege ochtend naar de woning van zijn vriendin gegaan, wetende dat niet alleen zijn vriendin, maar ook haar zus daar zou zijn. Vervolgens heeft hij samen met zijn halfbroers, zijn vriendin in haar eigen woning verkracht. De zus is eerst vastgebonden en later gegijzeld. Aan de vriendin werd medegedeeld dat indien zij niet alsnog zou instemmen met abortus haar zus zou worden verkracht. Vervolgens heeft verdachte zijn vriendin naar de abortuskliniek vervoerd, waar de abortus nog dezelfde dag is uitgevoerd.
Verdachte en zijn mededaders hebben aldus op grove wijze een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van beide slachtoffers.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote blijvende psychische schade aanrichten bij de slachtoffers.
In het voordeel van verdachte heeft het hof laten meewegen dat uit het betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister ten name van verdachte niet is gebleken van andere relevante veroordelingen.
Over de persoon van de verdachte is een rapport, gedateerd 3 juli 2002 en een aanvullend rapport gedateerd 13 september 2002 uitgebracht door de psychiater J. van Borssum Waalkes.
Deze concludeert dat verdachte ten tijde van het plegen van de telastegelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar was. Op grond van de bevindingen van deze psychiater komt het hof tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt de conclusie van het rapport over en is derhalve van oordeel dat verdachte volledig verantwoordelijk kan worden gesteld voor wat hij de slachtoffers heeft aangedaan.
Het hof acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een gevangenisstraf van na te melden duur in overeenstemming met het bewezenverklaarde.
Vordering tot schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade -als voorschot- ten bedrage van € 1000,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade -als voorschot- ten bedrage van € 1000,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 242 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van feit 2 primair, partieel nietig.
Verklaart, voor zover de telastelegging voor het overige nog aan het oordeel van het hof is onderworpen, zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart, niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en onder 2 primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart voor zover de telastelegging voor het overige nog aan het oordeel van het hof is onderworpen het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan [benadeelde partij 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro) met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen verdachte inzoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] een bedrag te betalen van € 333,33 (driehonderd drieëndertig euro en drieëndertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
de aan [benadeelde partij 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro) met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen verdachte inzoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] een bedrag te betalen van € 333,33 (driehonderd drieëndertig euro en drieëndertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Van Kuijck, voorzitter,
mrs Barels en Nunnikhoven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 18 april 2003 ter openbare terechtzitting uitgesproken.