ECLI:NL:GHARN:2003:AF8136

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-03273
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.M. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen waardebeschikking onroerende zaak door belanghebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 april 2003, gaat het om een beroep van belanghebbende [X] tegen de waardebeschikking van de gemeente Westervoort, vastgesteld door de heffingsambtenaar. De waardebeschikking betreft de waarde van een onroerende zaak, een vrijstaand woonhuis met een aangebouwde garage, gelegen aan [a-weg 1]. De waarde is vastgesteld op € 189.226 per 1 januari 1999, maar belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is. Het hof heeft de zaak behandeld zonder zitting, met schriftelijke toestemming van beide partijen.

Het hof oordeelt dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak moet worden verminderd. De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag overgelegd, maar het hof constateert dat de waarde van vergelijkbare woningen aanzienlijk hoger ligt dan de vastgestelde waarde van het object van belanghebbende. Het hof concludeert dat de aanwezigheid van een hondenuitlaatplaats naast het perceel van belanghebbende een waardedrukkende werking heeft gehad, wat niet in het taxatieverslag is meegenomen. Het hof schat de waardevermindering als gevolg van deze omstandigheid op € 5.000.

De uitspraak van de heffingsambtenaar wordt vernietigd en de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 186.957. Tevens wordt de gemeente Westervoort gelast om het griffierecht van € 29,04 aan belanghebbende te vergoeden. Het hof wijst erop dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk is, maar dat partijen wel de mogelijkheid hebben om een schriftelijke uitspraak aan te vragen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.C.M. de Kroon, raadsheer, in aanwezigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nr. 01/3273 (WOZ)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Westervoort (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen waardebeschikking (artikel 22 Wet waardering onroerende zaken)
tijdvak : jaren 2001 tot en met 2004
onderzoek ter zitting : met schriftelijke toestemming van beide partijen achterwege gelaten
gronden:
1. Bij beschikking van 23 februari 2001, nummer 10 417/0002, is de waarde van de onroerende zaak plaatselijk bekend [a-weg 1] (hierna: het object) naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op € 189 226 (ƒ 417 000). Het object is een vrijstaand woonhuis met een inhoud van 308 m³ en een aangebouwde garage alsmede berging en schuur en staat op een kavel van 866 m². Het is eigendom van belanghebbende en dient hem tot woning.
2. Tot staving van de vastgestelde waarde legt de Ambtenaar bij het verweerschrift een gedeelte van een taxatieverslag van [taxatiebureau A] over, waaruit niet blijkt door wie het is opgemaakt. Het vermeldt van zes 'vergelijkbare woningen' de inhouds- en oppervlaktematen, enige andere eigenschappen en vastgestelde waarden naar de waardepeildatum 1 januari 1999, alsmede van drie daarvan ([b-weg 2, c-weg 3 en d-weg 4]) de verkoopopbrengsten en de data waarop deze zijn behaald (ƒ 595 000 op 11 december 1998, ƒ 625 000 op 8 maart 1999 resp. ƒ 630 000 op 22 december 1998). Van de laatstgenoemde drie panden komen inhoud en oppervlakte van [b-weg 2] het meest met die van het object overeen. Wat onderhoudstoestand betreft zijn aan het object 4 'punten' toegekend, tegenover 7,2 aan [b-weg 2]. Hierover wordt in het verslag opgemerkt: 'steensmuren: vochtdoorslag, zettingsscheuren'. Daar-tegenover staat dat de voorzieningen en de kwaliteit van het object telkens op twee punten hoger zijn gesteld dan die van [b-weg 2]. De genoemde verkoopopbrengsten en de vastgestelde waarden van de drie bedoelde panden liggen belangrijk hoger dan de vastgestelde waarde van het object.
3. De grond van het object is volgens het taxatieverslag (866 m² à ƒ 350 ofwel) ƒ 303 100 waard. Belanghebbende stelt bij repliek dat de gemeente bij verkoop van grond waarop niet mag worden gebouwd aan particulieren een prijs hanteert die veel lager ligt dan ƒ 350/m². Bij dupliek stelt de Ambtenaar daartegenover dat dit de vastgestelde grond-prijs is die voor alle twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen wordt gehanteerd. Hoewel aan belanghebbende kan worden toegegeven dat van kleinere bouwkavels het bebouwingspercentage hoger is dan van grotere zoals de zijne, valt niet in te zien dat dit als argument zou kunnen dienen om de gehanteerde m²-prijs alleen in aanmerking te nemen voor het bebouwbare deel van zijn kavel voor zover dat verhoudingsgewijs even groot is als dat van kleinere kavels. Belanghebbende voert voorts geen gegevens aan over de bebouwingsdichtheid van woningkavels in [Z], laat staan gespecificeerde gegevens over kavels van uiteenlopende oppervlakte, en evenmin over de prijzen die in de gemeente gangbaar zijn voor overdracht van zogenoemde rest- .of tuingrond bij kavels die tot woning(bouw) bestemd zijn.
4. Van de hondenuitlaatplaats kan blijkens hetgeen daarover in het verweerschrift is aangevoerd worden aangenomen, dat deze als zodanig in de grasstrook naast belanghebbendes perceel was aangewezen. Hoewel hij wel stelt dat, maar niet in hoeverre daarvan op de waardepeildatum een waardedrukkende werking uitgaat, wordt deze omstandigheid in het voormelde taxatieverslag in het geheel niet vermeld, zodat thans niet valt na te gaan of en in hoeverre de taxateur daarmee bij de waardebepaling rekening heeft gehouden. Mede met het oog op hetgeen in het verweerschrift overigens is aangevoerd over de evaluatie en het inmiddels laten vervallen van die hondenuitlaatplaats, schat het hof de waardevermindering als gevolg van de aanwezigheid daarvan op de peildatum in goede justitie op ƒ 5 000. Met dit bedrag zal de vastgestelde waarde worden verminderd.
5. Afgezien van hetgeen hiervoor onder 4 is overwogen, voert belanghebbende niets aan waaruit zou volgen dat de taxateur van [taxatiebureau A] onvoldoende rekening zou hebben gehouden met alle waardebeïnvloedende factoren. Geen rechtsregel brengt mee dat, zoals belanghebbende voorstaat, naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift een nieuwe taxatie moet worden uitgebracht door iemand die onafhankelijk is van de eerste taxateur.
6. In het verweerschrift stelt de Ambtenaar en bij repliek weerspreekt belanghebbende niet, dat de splitsing van de garage-berging geen invloed heeft gehad op de waardering. Dit vindt bevestiging in het taxatieverslag, dat voor beide een m³-prijs van ƒ 300 aanhoudt.
7. Belanghebbende beroept zich nog op een toelichting volgens welke de onroerende-zaakbelastingen met niet meer dan 3% zouden stijgen. De hoogte van die belastingen hangt mede af van de toepassing van de tarieven van die belastingen. Die toepassing staat echter buiten de orde van dit geding. In deze beroepszaak kan uitsluitend de rechtmatig-heid van de vastgestelde waarde worden beoordeeld.
slotsom:
Het beroep is gedeeltelijk gegrond. De vastgestelde waarde moet met ƒ 5 000 ofwel € 2 269 worden verminderd tot ƒ 412 000 ofwel € 186 957.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € 186 957;
- gelast de gemeente Westervoort aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 29,04 te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 8 april 2003 door mr. De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van mr. Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 april 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt om een schriftelijke uitspraak te verkrijgen, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.