ECLI:NL:GHARN:2003:AF7719
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardevaststelling onroerende zaak onder de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2003, ging het om een geschil over de waardevaststelling van een appartement gelegen aan de [a-weg 1 te Q]. De belanghebbende, [X], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, die de waarde van het appartement op f. 329.000 (€ 149.293) had vastgesteld. De waardepeildatum was vastgesteld op 1 januari 1999, en de waarde moest worden bepaald naar de staat van het appartement bij het begin van het jaar 2001.
Het hof oordeelde dat het rapport van de ambtenaar onvoldoende bewijs bood voor de verdedigde waarde. De referentiewoningen die door de ambtenaar waren gebruikt voor de waardebepaling waren verkocht op tijdstippen die te ver van de waardepeildatum lagen, waardoor de verkoopprijzen niet als betrouwbare basis konden dienen. Bovendien was een van de referentiewoningen, gelegen aan de [b-weg 2], te groot om als vergelijkingsobject te dienen. Het hof concludeerde dat de waarde van het appartement van de belanghebbende moest worden vastgesteld op € 110.268 (f. 242.998).
Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de ambtenaar en gelastte de gemeente Almere om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 29 te vergoeden. De mondelinge uitspraak was niet vatbaar voor cassatie, maar partijen konden verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak. Het hof benadrukte dat bij een schriftelijke vervanging de inhoud van de uitspraak niet heroverwogen zou worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. D.N.N. Jansen.