ECLI:NL:GHARN:2003:AF6661
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en waardevaststelling van onroerende zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 februari 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. De belanghebbende, [X], en zijn echtgenote, [Y-X], waren de bewoners van een woning gelegen aan [a-weg 1 te Z]. De woning was in juni 2000 door de echtgenote van belanghebbende gekocht van een woningstichting voor een bedrag van ƒ 178.000. De juridische eigendom was op 31 juli 2000 overgedragen. De Ambtenaar van de gemeente Enschede had een WOZ-beschikking afgegeven, waarbij de waarde van de woning was vastgesteld op € 99.831 (ƒ 220.000). De belanghebbende betwistte deze waardevaststelling en stelde dat de waarde van de woning € 81.226 (ƒ 179.000) bedroeg.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2003 werd de zaak besproken, waarbij zowel de belanghebbende als de Ambtenaar en taxateur [A] aanwezig waren. Het Hof oordeelde dat de Ambtenaar niet had aangetoond dat de vastgestelde waarde van de woning correct was. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning in juni 2000 ƒ 178.000 was en dat deze waarde moest worden herrekend naar de peildatum van 1 januari 1999, rekening houdend met verbeteringen die door de belanghebbende en zijn echtgenote aan de woning waren aangebracht.
Het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar, en stelde de waarde van de woning vast op € 81.226. Tevens werd de gemeente Enschede veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.142,11. De uitspraak was mondeling gedaan, en partijen konden binnen vier weken verzoeken om een schriftelijke uitspraak. Het Hof benadrukte dat tegen de mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk was, enkel tegen een schriftelijke uitspraak.