ECLI:NL:GHARN:2003:AF4932

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/01836
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging WOZ-beschikking en vaststelling waarde onroerende zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 29 januari 2003, staat de waarde van een onroerende zaak centraal in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning met bijbehorende percelen, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Epe, die op 25 juni 2001 was genomen. De WOZ-beschikking betrof de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, met een vastgestelde waarde die door de belanghebbende als te hoog werd ervaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2002 en 15 januari 2003, waarbij de raadsheer T.J. Matthijssen en griffier I.B. Vermeulen-Post aanwezig waren, werd de zaak uitvoerig besproken.

Het Hof oordeelde dat de percelen, waaronder bossages en grasland, voor de toepassing van de WOZ als één onroerende zaak moesten worden aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden dat de percelen in gebruik waren bij de belanghebbende en dat ze bij elkaar hoorden, ondanks dat ze fysiek gescheiden waren door een openbare weg. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak en stelde de waarde van de onroerende zaak vast op € 1.484.700,-, waarbij het de objectafbakening van de gemeente Epe bevestigde. Tevens werd de gemeente gelast om het griffierecht van de belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de samenstelbepaling in de WOZ en hoe eigendommen, ondanks fysieke afstand, als één geheel kunnen worden beschouwd indien ze naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren. De belanghebbende kreeg de gelegenheid om zijn verzoek om vergoeding van proceskosten verder te specificeren, met een deadline voor indiening van de stukken. De mondelinge uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de partijen de mogelijkheid kregen om binnen vier weken een schriftelijke uitspraak aan te vragen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/01836 (WOZ)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Epe
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 25 juni 2001 op bezwaar
WOZ-beschikkingnummer : 23419
periode : 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004
mondelinge behandeling : op 6 november 2002 te Arnhem en op 15 januari 2003 te Epe door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier
waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde alsmede de Ambtenaar]
gronden:
1.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de vrijstaande woning [a-weg 1] met erf, tuin, bossages en enkele percelen grasland. De totale oppervlakte van deze bezittingen is 96.603 m².
1.2. De ligging van de onder 1.1. bedoelde percelen blijkt uit een tot de stukken behorende plattegrond waarop de aan belanghebbende toebehorende percelen vet zijn omlijnd.
1.3. Tussen de [a-weg] en de [b-weg] zijn gelegen de percelen kadastraal bekend gemeente Epe en Oene, sectie […], nummer [0001] (het huisperceel met onder meer de woning en enkele bijgebouwen), [nrs. 1, 2 en 3] (welke laatste drie percelen bestaan uit bossages en grasland). De totale oppervlakte van deze vier percelen is 36.663 m². Partijen hebben nader overeenstemming bereikt dat de totale waarde van deze vier percelen ƒ 1.185.000,- bedraagt.
1.4. Aan de overzijde van de [b-weg], een ongeveer vijf meter brede openbare zandweg, verhard met grind, die niet aan belanghebbende toebehoort, tegenover de percelen [nrs. 2 en 3], liggen de aan belanghebbende toebehorende percelen grasland, kadastraal bekend gemeente Epe en Oene, sectie […], [nummers 0002, 0003, 0004 en 0005], met een totale oppervlakte van 59.940 m². Partijen hebben nader overeenstemming bereikt dat de totale waarde van deze vier percelen ƒ 299.700,- bedraagt (ƒ 5,- per m²).
1.5. De graslanden hebben een agrarische bestemming maar zijn niet verpacht. Zij worden af en toe gebruikt voor het hobbymatig houden van, niet aan belanghebbende toebehorend, vee. De graslanden aan de overzijde van de [b-weg] zijn later door belanghebbende gekocht. Hoofddoel van dit bezit is, naar hij stelt, privé belegging in naburig gelegen gronden.
2. In geschil is in hoeverre de onder 1.3. en 1.4. genoemde bossages en graslanden voor de toepassing van de WOZ samen met het huisperceel als één onroerende zaak dienen te worden aangemerkt.
3. Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
a. een gebouwd eigendom;
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
4. Gelet op het onder 1.5. overwogene zijn alle onder 1.3. en 1.4. genoemde percelen bij belanghebbende in gebruik in de zin van onderdeel d van de onder 3. aangehaalde wettelijke bepaling.
5.1. Gezien de situatie ter plaatse is het Hof van oordeel dat alle onder 1.3. en 1.4. genoemde percelen naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren, een en ander in de zin van onderdeel d van de onder 3 aangehaalde wettelijke bepalingen.
5.2. Het Hof acht hierbij van belang dat het bezit van de graslanden, ook van die aan de overzijde van de [b-weg], de gebruiksmogelijkheden van de woning vergroot, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van het hobbymatig houden van vee, dat het bezit van die graslanden een duurzaam vrij uitzicht vanuit de woning en vanaf het terras van de woning waarborgen alsmede dat door het uit defensieve overwegingen aanhouden van die graslanden wordt voorkomen dat aldaar activiteiten plaatsvinden die het woonconfort van belanghebbendes woning beperken.
6. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat (gedeelten van) eigendommen naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar kunnen behoren ondanks het feit dat ze in fysieke zin op afstand van elkaar zijn gelegen [Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 1992/93, 22 885, nr. 3 (wet van 15 december 1994, Stb. 874)]. De omstandigheid dat de [b-weg] belanghebbendes bezittingen doorsnijdt staat daarom niet in de weg aan de toepassing van de samenstelbepaling.
7.1. Op grond van het vorenstaande is het Hof van oordeel dat belanghebbendes grief tegen de door de Ambtenaar toegepaste objectafbakening niet gegrond is.
7.2. De waarde van de onder 1. bedoelde onroerende zaak dient overeenkomstig het nader door partijen ingenomen standpunt te worden gesteld op ƒ 1.185.000,- + ƒ 299.700,- ofwel ƒ 1.484.700,-.
7.3. Het beroep van belanghebbende is derhalve ten dele gegrond.
8. Het Hof stelt belanghebbende in de gelegenheid zijn verzoek om veroordeling van de Ambtenaar in de door hem gemaakte proceskosten te specificeren en met bescheiden te ondersteunen. De desbetreffende stukken dienen vòòr 1 maart 2003 bij het Gerechtshof te worden ingediend.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de bij de bestreden beschikking vastgestelde waarde tot € 675.088,83 (ƒ 1.487.700,-);
- bevestigt de uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de objectafbakening;
- gelast de gemeente Epe aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 27,23 (ƒ 60,-) te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.