ECLI:NL:GHARN:2003:AF4614
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belanghebbende en de vraag naar de kwalificatie van verkoopactiviteiten als onderneming in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 januari 2003, stond de kwalificatie van de activiteiten van belanghebbende centraal. Belanghebbende was in loondienst en daarnaast actief in de verkoop van postzegels en poppen/beren, voornamelijk via beurzen. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte of deze activiteiten als een onderneming konden worden aangemerkt, gezien de negatieve resultaten die belanghebbende in de jaren voorafgaand aan 1999 had behaald. De inspecteur wees erop dat de activiteiten sinds 1993 steeds verliesgevend waren geweest, met verliezen die opliepen tot meer dan f. 43.000 in sommige jaren.
Het hof oordeelde dat voor de kwalificatie als onderneming vereist is dat er een voordeel wordt beoogd en dat dit voordeel redelijkerwijs te verwachten is. Belanghebbende had niet aangetoond dat er in de toekomst een (meer dan incidenteel) voordeel te verwachten was, ondanks het feit dat er in 2000 een positief resultaat was behaald. Dit resultaat was echter aanzienlijk lager dan de verliezen in de voorgaande jaren, en in 2001 was er opnieuw een verlies. Het hof concludeerde dat belanghebbende niet in haar bewijsvoering was geslaagd.
De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak van de inspecteur werd bevestigd, en het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. D.N.N. Jansen. De partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal te verzoeken om een schriftelijke vervanging van de mondelinge uitspraak.