ECLI:NL:GHARN:2002:AF2047

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01968
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de aftrekbaarheid van kosten voor psychotherapie als buitengewone last in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de vraag of een bedrag van ƒ 5.720,- dat is betaald aan een kinderpsychologe/speltherapeute voor de behandeling van de zoon van de belanghebbende, als buitengewone last in aftrek kan worden gebracht op de inkomstenbelasting. De belanghebbende stelt dat de kosten voor psychotherapie noodzakelijk waren vanwege ADHD-kenmerken en psychosomatische klachten van zijn zoon, en dat deze kosten op voorschrift van een arts zijn gemaakt. Het Gerechtshof Arnhem behandelt de zaak en onderzoekt of de activiteiten van de speltherapeute als geneeskundige of heelkundige hulp kunnen worden beschouwd. Volgens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is de speltherapeute geen arts en kan zij derhalve niet zonder meer als behandelend arts worden aangemerkt.

Het Hof wijst erop dat voor de aftrekbaarheid van de kosten niet vereist is dat de arts de behandeling begeleidt, maar dat de behandeling op voorschrift van een arts moet zijn uitgevoerd. De belanghebbende heeft echter geen bewijs kunnen overleggen dat de behandeling vooraf door een arts is voorgeschreven. De verklaring van de huisarts, die pas na de behandeling is afgegeven, biedt onvoldoende grond om aan te nemen dat de kosten aftrekbaar zijn. Het Hof concludeert dat de belanghebbende niet kan aantonen dat de kosten voor de psychotherapie zijn gemaakt op voorschrift van een arts, en oordeelt dat het beroep ongegrond is.

De uitspraak van het Gerechtshof bevestigt de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst, die de aftrek van de kosten had geweigerd. De belanghebbende kan binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal verzoeken om een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak, maar tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/1968
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren Nijmegen
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1998
eerste mondelinge behandeling : op 14 mei 2002 te Arnhem met belanghebbende en [de Inspecteur]
tweede mondelinge behandeling : met toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1.1. Partijen twisten over de vraag of een bedrag van ƒ 5.720,- , betaald aan een kinderpsychologe/speltherapeute voor de behandeling van belanghebbendes zoon [A], als buitengewone last in aftrek kan worden gebracht.
1.2. Aan de orde is dan allereerst de vraag of de activiteiten van de speltherapeute als geneeskundige of heelkundige hulp kan worden beschouwd. Het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst behoort, gelet op artikel 19 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, tot het deskundigheidsgebied van de arts, terwijl volgens die wet tot het verrichten van heelkundige handelingen slechts bevoegd zijn artsen (onbeperkt), tandartsen (beperkt) en verloskundigen (beperkt). De speltherapeute is geen arts.
1.3. In een dergelijk geval kan niettemin sprake zijn van uitgaven ter zake van ziekte als de behandeling plaatsvond op voorschrift of onder begeleiding van een arts. Voldoende is dat de behandeling op voorschrift heeft plaatsgevonden. Niet vereist is dat de arts tevens de behandeling begeleidt. Het Hof wijst daarbij op het arrest HR 22 september 1999, nr. 34515, BNB 1999/399, waarin telkenmale sprake is van "en/of".
1.4. Belanghebbende beschikt niet over een geschrift waaruit blijkt dat de in september 1997 aangevangen activiteiten van de speltherapeute vooraf door een arts zijn voorgeschreven, althans geadviseerd. Belanghebbende heeft ter zitting opgemerkt dat hij voor aanvang van de therapie daarover geen contact heeft gehad met een arts. Hij heeft eerst nadat in 1999 bleek dat de ziektekostenverzekeraar de kosten niet zou vergoeden en duidelijk werd dat in 1998 de totale ziektekosten de drempel zouden overschrijden de arts om een verklaring gevraagd.
1.5. Die verklaring, gedagtekend 11 oktober 1999, is opgemaakt door huisarts [B] ten behoeve van de medisch adviseur van CZ-groep en houdt ten aanzien van [A] het volgende in:
"Geachte collega,
Wegens ADHD-kenmerken en psychosomatische klachten met als basis o.a. een individuatie/separatieconflict heb ik [A] voor psychotherapie verwezen.
Het aantal noodzakelijke behandelingen zal van het beloop afhangen en wil ik ter beoordeling gaarne overlaten aan de psychotherapeut zelf. "
1.6. Uit deze verklaring kan niet worden opgemaakt dat de in september 1997 aangevangen behandeling is geschied op voorschrift of onder begeleiding van deze huisarts. Belanghebbende heeft ter zitting opgemerkt dat de huisarts kan verklaren dat al in 1997 door hem met de huisarts over een dergelijke behandeling is gesproken en dat die behandeling met medeweten van de huisarts is geschied. Belanghebbende is door het Hof in staat gesteld, nu deze stelling door de Inspecteur wordt betwist, alsnog bewijs bij te brengen voor deze stelling.
1.7. Genoemde [B] heeft bij brief van 5 juni 2002 nader het volgende verklaard:
"In vervolg op mijn schrijven van 11 oktober 1999 waarin ik [A] doorverwijs naar psychotherapie deel ik u mede dat ik daarna [A] regelmatig heb ontmoet om de voortgang te bespreken. Nu terugkijkend mag ik constateren dat de voorgeschreven therapie uitstekend heeft gewerkt."
1.8. Uit de nadere verklaring kan bezwaarlijk worden afgeleid dat de in september 1997 aangevangen behandeling heeft plaatsgehad op voorschrift van deze arts, danwel onder diens begeleiding.
1.9. Het gelijk is aan de Inspecteur; het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2002 door mr. Lamens, vice-president, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 november 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.