ECLI:NL:GHARN:2002:AF1838

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-02896
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen waardebeschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep van [X en X-Y] tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld met betrekking tot waardebeschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen twee waardebeschikkingen die op 27 april 2001 zijn afgegeven, één aan [X-Y] als eigenaar en één aan [X] als gebruiker van het pand aan de [a-weg 1 te Z]. De Ambtenaar heeft op 24 mei 2002 uitspraak gedaan op het gezamenlijke bezwaarschrift van belanghebbenden, maar dit is door het Hof als onterecht beoordeeld.

Het Hof oordeelt dat de Ambtenaar in strijd met de wet heeft gehandeld door in één geschrift uitspraak te doen op het gezamenlijke bezwaarschrift van twee verschillende belastingplichtigen. De relevante artikelen uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) stellen dat bezwaar tegen meerdere beschikkingen niet in één bezwaarschrift kan worden ingediend. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar en verwijst de zaak terug, zodat de Ambtenaar de bezwaarschriften kan splitsen en afzonderlijk kan behandelen.

De uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2002. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak een verzetschrift in te dienen. Het Hof heeft de proceskosten niet toegewezen, aangezien er geen beroepsmatige rechtsbijstand is verleend.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/02896
U i t s p r a a k
op het beroep van [X en X-Y] te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbenden tegen na te melden waardebeschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan [X-Y] is als eigenaar van het pand aan de [a-weg 1 te Z] een waardebeschikking ingevolge de Wet WOZ afgegeven. Deze beschikking met kennisgevingnummer [01] is gedagtekend 27 april 2001.
1.2. Aan [X] is als gebruiker van bovengenoemd object met dagtekening 27 april 2001 en kennisgevingnummer [02] een waardebeschikking ingevolge de Wet WOZ afgegeven.
1.3. Belanghebbenden hebben tezamen één bezwaarschrift ingediend tegen de onder 1.1. en 1.2. hiervoor bedoelde beschikkingen.
1.4. De Ambtenaar heeft ten name van belanghebbenden op dit bezwaarschrift op 24 mei 2002 één uitspraak gedaan.
1.5. Belanghebbenden zijn tegen deze uitspraak tezamen in beroep gekomen. Het beroep van belanghebbenden is in één geschrift vervat en op 4 juli 2002 ontvangen ter griffie van het Hof.
2. Ambtshalve beoordeling
2.1. Artikel 23, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) bepaalt, voor zover hier van belang, dat hij die bezwaar heeft tegen een ingevolge enige bepaling van de belastingwet genomen voor bezwaar vatbare beschikking, een bezwaarschrift kan indienen. Daarnaast bepaalt artikel 24a, eerste lid, van de AWR, voor zover hier van belang, dat hij die bezwaar heeft tegen meer dan één voor bezwaar vatbare beschikking daartegen bezwaar kan maken bij één bezwaarschrift. Uit de formulering van deze wettelijke bepalingen moet worden afgeleid dat het niet mogelijk is voor twee belastingplichtigen om in één geschrift bezwaar te maken tegen twee verschillende beschikkingen.
2.2. Het Hof is van oordeel dat de Ambtenaar in het onderhavige geval ten onrechte in één geschrift uitspraak heeft gedaan. De Ambtenaar had het gezamenlijke bezwaarschrift van belanghebbenden moeten splitsen en belanghebbenden zonodig in de gelegenheid moeten stellen de verzuimen die aan de gesplitste bezwaarschriften kleefden te herstellen op de voet van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het Hof zal de uitspraak vernietigen.
2.3. Gelet op het vorenstaande zal het Hof de onderhavige zaak terugverwijzen naar de Ambtenaar opdat deze het bezwaarschrift van belanghebbenden alsnog splitst en vervolgens op beide bezwaarschriften afzonderlijk opnieuw uitspraak doet, waarbij de nieuwe bezwaarschriften geacht worden op dezelfde dag als het oorspronkelijke bezwaarschrift door de Ambtenaar te zijn ontvangen.
2.4. Nu de uitspraak op formele gronden moet worden vernietigd, is het beroep kennelijk gegrond. Het Hof sluit het onderzoek en doet uitspraak op de voet van artikel 8:54 van de Awb.
3. Proceskosten
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- verwijst de zaak terug naar de Ambtenaar en gelast dat deze alsnog het bezwaarschrift van belanghebbenden splitst en vervolgens met inachtneming van deze uitspraak op beide bezwaarschriften afzonderlijk opnieuw uitspraak doet.
Aldus gedaan te Arnhem op 28 oktober 2002 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sitsen als griffier.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.M. Sitsen) (J.P.M. Kooijmans)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 oktober 2002
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak hiertegen een verzetschrift indienen bij dit Gerechtshof. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen op het verzet te worden gehoord.
Een kopie van deze uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht;
d. de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Deze uitspraak vervalt indien het Gerechtshof het verzet gegrond verklaart. De behandeling van het beroep wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond toen deze uitspraak werd gedaan.