ECLI:NL:GHARN:2002:AF1829

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-00709
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rentevrijstelling en saldering bij inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2002, staat de toepassing van de rentevrijstelling in het kader van de inkomstenbelasting centraal. De belanghebbende had rente ontvangen en betaalde rente op hypothecaire schulden, en de vraag was hoe deze rentes moesten worden gesaldeerd volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De rechtbank oordeelde dat de ontvangen rente moest worden gesaldeerd met de betaalde rente, met uitzondering van de rente op hypothecaire schulden die verband hielden met de verbetering of onderhoud van de eigen woning, mits deze uitgaven met schriftelijke bescheiden konden worden aangetoond.

De rechtbank stelde verder dat zolang gelden in depot worden gehouden en rente dragen, de betaalde rente over het deel van de lening dat aan deze in depot gehouden gelden kan worden toegerekend, als aftrekbare kosten moet worden toegerekend aan de ontvangen depotrente. Dit betekent dat er een saldering moet plaatsvinden, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat er verplichtingen zijn aangegaan voor woningverbetering of onderhoud.

De belanghebbende kon niet aantonen dat er een afwijkend beleid was gevoerd door de Belastingdienst, en de Inspecteur maakte aannemelijk dat de rentevrijstelling in dit geval uitkwam op ƒ 606,-. De rechtbank concludeerde dat het belastbaar inkomen van de belanghebbende moest worden vastgesteld op ƒ 115.370,-. Het beroep van de belanghebbende werd ten dele gegrond verklaard, en de proceskosten werden vastgesteld op € 8,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00709
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
inspecteur : Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 28 februari 2000 op bezwaar
aanslagnummer : [01.H86]
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1998
mondelinge behandeling : op 11 april 2002 en op 9 oktober 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende (in de eerste zitting) alsmede [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende (in de tweede zitting) met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Voor de toepassing van de rentevrijstelling moet de door belanghebbende ontvangen rente worden gesaldeerd met de door belanghebbende betaalde rente (artikel 42 b, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, hierna de Wet), met uitzondering van de betaalde rente op hypothecaire schulden welke door belanghebbende zijn aangegaan voor de verbetering of onderhoud van de eigen woning voor zover de verbeteringen of het onderhoud met schriftelijke bescheiden zijn te staven (artikel 42 b, vijfde lid, van de Wet, welke laatste beperking met ingang van 1997 in de Wet is opgenomen).
2. Zolang opgenomen gelden in afwachting van hun besteding in depot worden gehouden en rente dragen, brengt een juiste wetstoepassing mede dat, voor de toepassing van de rentevrijstelling, de betaalde rente over het deel van de lening dat aan de in depot gehouden gelden kan worden toegerekend zoveel mogelijk als aftrekbare kosten wordt toegerekend aan de ontvangen depotrente. In zoverre dient voor de toepassing van de rentevrijstelling saldering plaats te vinden. Dit is slechts anders voor zover met schriftelijke bescheiden kan worden gestaafd dat de belastingplichtige per einde belastingjaar verplichtingen is aangegaan met betrekking tot de verbetering of het onderhoud van de eigen woning.
3. Voor zover de opgenomen gelden weliswaar zijn aangewend voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van de eigen woning maar de desbetreffende uitgaven niet met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd, moet de met betrekking tot deze opgenomen gelden betaalde rente voor de toepassing van de rentevrijstelling eveneens met de ontvangen rente worden gesaldeerd.
4. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat door de Belastingdienst op landelijk niveau dan wel te [P] in feite een beleid is gevoerd dat van de wettelijke regeling afweek en evenmin dat in feite in een meerderheid van de gevallen van die regeling werd afgeweken.
5. De Inspecteur maakt met hetgeen hij aanvoert aannemelijk dat toepassing van de bovenvermelde uitgangspunten in dit geval ertoe leidt dat de rentevrijstelling uitkomt op ƒ 1.560,- (ontvangen rente) - ƒ 731,- (betaalde rente over ƒ 37.400,-, het bedrag van de hypothecaire schuld dat overeenkomt met het depot per 31 december 1998 en over ƒ 8.357,-, het niet met schriftelijke bescheiden gestaafde deel van de verbouwingskosten) - ƒ 223,- (rente over ƒ 14.000,-, het bedrag waarvoor, naar de Inspecteur aannemelijk maakt, diverse andere uitgaven zijn bekostigd) ofwel ƒ 606,-, een en ander overeenkomstig de brief van de Inspecteur van 21 mei 2002. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet hieraan niet af.
6. Overeenkomstig de conclusie van de Inspecteur in zijn brief van 21 mei 2002 dient het belastbaar inkomen nader te worden vastgesteld op ƒ 115.976,- - ƒ 606,- ofwel ƒ 115.370,-.
7. Het beroep van belanghebbende is ten dele gegrond.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 8,- (1 × reiskosten).
beslissing:
Het Gerechtshof
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 52.352,62 (ƒ 115.370,-);
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 8, te vergoeden door de Staat der Nederlanden;
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 27,23 (ƒ 60) te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 november 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.