ECLI:NL:GHARN:2002:AE8387

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01794
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag accijns wegens gebrek aan essentiële informatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 augustus 2002 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag accijns die was opgelegd aan belanghebbende. De naheffingsaanslag, gedateerd op 17 mei 2000, vermeldde een te betalen bedrag van ƒ 55.532,60, maar gaf geen duidelijkheid over het jaar of tijdvak waarop de verschuldigde accijns betrekking had. Dit gebrek aan essentiële informatie leidde tot de vraag of de aanslag rechtsgeldig was.

Het Hof oordeelde dat de vermelding van het jaar of tijdvak een essentieel onderdeel van de aanslag is. Het ontbreken hiervan leidt in beginsel tot de ongeldigheid van de aanslag, tenzij er volledige duidelijkheid bestaat tussen de belanghebbende en de Inspecteur over het feit waarop de belasting betrekking heeft. In dit geval was er echter geen dergelijke duidelijkheid, aangezien partijen van mening verschilden over de omvang van de na te heffen bedragen en er geen zekerheid bestond dat er geen belasting werd nageheven waarvoor de termijn van naheffing was verstreken.

Daarom concludeerde het Hof dat de bestreden naheffingsaanslag niet rechtsgeldig was en vernietigde deze in zijn geheel. Tevens werden de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op € 644,37. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de mogelijkheid voor partijen om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke vervanging van de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 00/01794
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
Te : [Z]
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane district [P]
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : naheffingsaanslag accijns
Nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 15 augustus 2002 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende en [zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur]
Ambtshalve bijgebrachte gronden:
1.1 De naheffingsaanslag met dagtekening 17 mei 2000 vermeldt een bedrag aan te betalen accijns van ƒ 55.532,60 zonder dat daarbij is aangegeven op welk jaar of op welk tijdvak de verschuldigde accijns betrekking heeft.
1.2 In een bij het aanslagbiljet behorende toelichting van eveneens 17 mei 2000, wordt met betrekking tot de naheffingsaanslag vermeld:
"Specificatie van de te betalen belasting.
1998
kleinhandelsprijs ƒ 258,= per 1000 stuks. (…)
Tarief: Accijns 21,05% van de kleinhandelsprijs + ƒ 92,75 per 1000 stuks
O.B. 17,5/117,5 van de kleinhandelsprijs
Berekening
Accijns : 21,05% van ƒ 7.740 = ƒ 1.629,20
92,75 per 1.000 stuks = ƒ 2.782,50
Totaal aan accijns ƒ 4.411,70
O.B.: 17,5/117,5 van ƒ 7.740,00 = ƒ 1.152,70
Totaal accijns en omzetbelasting sigaretten ƒ 5.564,40
Periode november 1999 tot heden
kleinhandelsprijs ƒ 278,= per 1000 stuks. (…)
Tarief: Accijns 21,05% van de kleinhandelsprijs + ƒ 99,95 per 1000 stuks
O.B. 17,5/117,5 van de kleinhandelsprijs
Berekening
Accijns : 21,05% van ƒ 69.500,00 = ƒ 14..629,70
99,95 per 1.000 stuks = ƒ 24.987,50
Totaal aan accijns ƒ 39.617,20
O.B.: 17,5/117,5 van ƒ 69.500,00 = ƒ 10.351,00
Totaal accijns en omzetbelasting sigaretten ƒ 49.968,20
Totaal tabakaccijns ƒ 44.028,90
Totaal O.B. Tabak ƒ 11.503,70
Totaal van de aanslag ƒ 55.532,60
1.3. De vermelding van het jaar of het tijdvak waarop de verschuldigde belasting betrekking heeft, vormt een zo essentieel onderdeel van de aanslag dat het ontbreken daarvan er in beginsel toe leidt dat aan de aanslag de rechtsgeldigheid moet worden ontzegd. Op de regel dat gebreken in essentiële onderdelen van de aanslag met zich brengen dat aan de aanslag de rechtsgeldigheid komt te ontvallen, kan een uitzondering worden gemaakt indien tussen belanghebbende en de Inspecteur volledige duidelijkheid bestaat ter zake van welk feit de belasting wordt nageheven, de aanslag geen andere belasting omvat dan de belasting die verschuldigd is ter zake van het aan belanghebbende toe te rekenen belastbare feit en voorts geen belasting wordt nageheven ten aanzien waarvan de termijn van de naheffing is verstreken.
1.4. Deze uitzondering doet zich te dezen echter niet voor omdat het - op het aanslagbiljet als accijns gekwalificeerde - nageheven bedrag blijkens een toelichting op het aanslagbiljet voor slechts ƒ 44.028,90 bestaat uit te betalen accijns en voor ƒ 11.503,70 aan te betalen omzetbelasting en partijen van mening verschillen omtrent de omvang van de na te heffen bedragen, terwijl evenmin vaststaat dat geen belasting wordt nageheven ten aanzien waarvan de termijn van de naheffing is verstreken of over een tijdvak waarvoor de aangiftetermijn nog niet is verstreken. Een en ander brengt mee dat de bestreden naheffingsaanslag niet rechtsgeldig is en in zijn geheel moet worden vernietigd.
slotsom:
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag.
proceskosten:
Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten op (2 × € 322, 18 (ƒ 710) × 1 =) € 644,37 (ƒ 1.420).
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de onderhavige belastingaanslag;
- gelast de Inspecteur het griffierecht van € 102,10 (ƒ 225,--) aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ten bedrage van € 644,37 (ƒ 1.420).
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2002 door mr. M.C.M. de Kroon, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en prof. dr J.W. Zwemmer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sitsen als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(J.M. Sitsen) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 september 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.