ECLI:NL:GHARN:2002:AE7238
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- Rechtspraak.nl
Onroerende zaakbelasting en objectafbakening bij gebruik van meerdere panden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 juni 2002 uitspraak gedaan over een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem met betrekking tot de aanslag onroerende zaakbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende, die in 1990 de eigendom verwierf van een onroerende zaak aan de [a-straat 1 te Q], betwistte de aanslag die was opgelegd voor het gebruik van de onroerende zaak aan de [b-straat 2 te Q]. De belanghebbende stelde dat beide adressen één onroerende zaak vormen en dat de waarde van de [b-straat 2] al was opgenomen in de WOZ-beschikking van 21 februari 1997 voor de [a-straat 1]. De heffingsambtenaar daarentegen betoogde dat er sprake was van twee afzonderlijke objecten, omdat de panden verschillend werden gebruikt en afzonderlijk afsluitbaar waren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2002 heeft de belanghebbende betoogd dat er tussen 1994 en de verkoop in 1997 geen verbouwing heeft plaatsgevonden die de status van de objecten zou veranderen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er na de WOZ-beschikking van 21 februari 1997 een wijziging had plaatsgevonden die leidde tot de afbakening van twee afzonderlijke onroerende zaken. Het Hof concludeerde dat de aanslag onroerende zaakbelasting, die was gebaseerd op de WOZ-beschikking, niet in stand kon blijven, omdat deze in strijd was met de vastgestelde waarde in de WOZ-beschikking.
Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de aanslag vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van de objectafbakening en de consistentie van de waardering van onroerende zaken in het kader van de onroerende zaakbelasting.