tiende enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/01542
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Ruurlo (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag rioolrecht 2001
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 3 juli 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede [de Ambtenaar]
1. In zoverre belanghebbendes grieven betrekking hebben op het proces van besluitvorming binnen de raad van de gemeente Ruurlo met betrekking tot de (extra) verhoging in 2000 van het tarief van het rioolrecht met ƒ 100,--, kan daarop geen acht worden geslagen. De administratieve rechter in belastingzaken is immers niet bevoegd zich daarover uit te spreken.
2. In dit geding is aan de orde - en kan slechts aan de orde komen - de vraag of de onderhavige, aan belanghebbende voor het jaar 2001 opgelegde, aanslag in het rioolrecht terecht naar een bedrag van ƒ 455,-- is opgelegd.
3. In dit verband moet worden opgemerkt dat ingevolge artikel 5, eerste lid, van de 4e wijzigingsverordening rioolrecht 1998 van de gemeente Ruurlo, het recht ter zake van het direct of indirect afvoeren van afvalwater op de gemeentelijke riolering vanuit een - uitsluitend tot bewoning dienend - eigendom in 2001 ƒ 455,-- beloopt.
4. Niettemin beantwoordt belanghebbende de onder 2 vermelde vraag ontkennend. In het bedrag van ƒ 455,-- is volgens hem een som van ƒ 100,-- begrepen dat dient ter financiering van de zogenoemde Zalmsnip. Het komt, aldus belanghebbende, in wezen erop neer dat de (extra) verhoging van het rioolrecht dient ter dekking van het begrotingstekort van de gemeente Ruurlo. Zulks is volgens hem in strijd met de bedoeling van de wetgever.
5. Bij de beoordeling van dit betoog stelt het Hof voorop dat blijkens het onderwerpelijke aanslagbiljet bij de vaststelling van het belastingbedrag van het door belanghebbende in 2001 verschuldigde rioolrecht rekening is gehouden met een lastenverlichting van ƒ 100,--. Hij heeft met andere woorden de zogenoemde Zalmsnip "uitgekeerd" gekregen.
6. Voorts moet worden benadrukt dat de vaststelling - en dus ook het verhogen - van tarieven voor het rioolrecht een zelfstandige bevoegdheid van de raad van een gemeente is. De belastingrechter is slechts in beperkte mate bevoegd deze tariefstelling te beoordelen.
7. In de eerste plaats mag, zo volgt uit artikel 219, tweede lid in verbinding met artikel 229, tweede lid, van de Gemeentewet, het bedrag van de gemeentelijke belasting niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Gesteld noch gebleken is echter dat zulks zich met betrekking tot de onderhavige heffing voordoet.
8. In de tweede plaats dienen ingevolge artikel 229b, eerste lid van genoemde wet de tarieven van - voorzover in dezen van belang - het rioolrecht zodanig te worden vastgesteld dat de geraamde baten van het rioolrecht niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
9. De Ambtenaar heeft in dit verband gemotiveerd - onder overlegging van delen uit de begroting van de gemeente Ruurlo voor het jaar 2001 - gesteld dat de geraamde rioleringskosten voor dat jaar ƒ 1.494.088 belopen en dat de geraamde opbrengsten van het rioolrecht in 2001 zijn gesteld op een bedrag van ƒ 1.390.575. Desgevraagd heeft de Ambtenaar ter zitting hieraan nog - onweersproken - toegevoegd dat in vermelde opbrengsten niet is begrepen en dat bedoelde rioleringskosten niet worden gedekt door het - door de gemeente Ruurlo eveneens geheven - rioolaansluitrecht. Laatstbedoelde heffing betreft volgens de Ambtenaar een eenmalige heffing ter zake van de aansluiting op het riool. De opbrengsten daarvan beliepen in 2001 ongeveer ƒ 3.000.
10. Belanghebbende heeft de door de Ambtenaar onder 9 genoemde bedragen ter zake van de geraamde rioleringskosten en de geraamde opbrengsten van het rioolrecht niet betwist, zodat het Hof zal uitgaan van die bedragen.
11. Dit betekent, nu de geraamde baten van het rioolrecht in 2001 minder belopen dan de geraamde rioleringskosten in dat jaar, dat niet kan worden gezegd dat de gemeente Ruurlo het in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet opgenomen voorschrift heeft geschonden.
12. Overigens is het Hof niet gebleken dat in dezen sprake is van een zodanige tariefstelling dat moet worden geconcludeerd dat die tariefstelling leidt tot een onredelijke en/of willekeurige heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
13. Het beroep van belanghebbende, zo volgt uit het hiervóór overwogene, treft geen doel.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2002 door mr. R. den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 juli 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.