ECLI:NL:GHARN:2002:AE4951

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-02011
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.E. Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 mei 2002 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende, [X] B.V., was opgelegd voor het tijdvak van 1 oktober 1997 tot en met 31 december 1998. De naheffingsaanslag werd door de Inspecteur vernietigd na bezwaar van belanghebbende, maar belanghebbende verzocht vervolgens om vergoeding van de kosten die in de bezwaarfase waren gemaakt. De Inspecteur wees dit verzoek af.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, waarbij hij stelde dat de Inspecteur op lichtvaardige gronden de naheffingsaanslag had opgelegd en dat hij recht had op vergoeding van de gemaakte kosten. Het Hof oordeelde echter dat het beroep niet ontvankelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat, indien het beroep geacht moest worden mede gericht te zijn tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag, het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat de naheffingsaanslag inmiddels had opgehouden te bestaan.

Het Hof concludeerde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een rechtsgang tegen de beslissing van de Inspecteur om geen vergoeding van kosten toe te kennen. De mondelinge uitspraak van het Hof kan niet in cassatie worden aangevochten; alleen een schriftelijke uitspraak kan dat. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke, waarbij het griffierecht dat betaald wordt voor de schriftelijke uitspraak in mindering komt op het griffierecht voor een eventueel cassatieberoep.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/02011
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X] B.V.
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : omzetbelasting
nummer : [01.F.01.8501]
mondelinge behandeling : op 16 mei 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : gemachtigde van belanghebbende, [alsmede de Inspecteur]
gronden:
1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor het tijdvak 1 oktober 1997 tot en met 31 december 1998 (hierna: de naheffingsaanslag), welke naheffingsaanslag, na het door belanghebbende daartegen ingediende bezwaar, door de Inspecteur is vernietigd bij uitspraak met dagtekening 20 oktober 2000.
2. Gedagtekend 7 november 2000 heeft belanghebbende bij de Inspecteur een verzoek ingediend voor vergoeding van in de bezwaarfase gemaakte kosten, welk verzoek door de Inspecteur op 7 december 2000 gemotiveerd is afgewezen.
3. In zijn 7 november 2000 gedagtekende beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaarschrift verzoekt belanghebbende het Hof te oordelen "dat de inspecteur op lichtvaardige gronden een naheffingsaanslag heeft opgelegd en dat de inspecteur na vernietiging van die aanslag gehouden is om de kosten van ƒ 9.000,- te vergoeden".
4. Het Hof is van oordeel dat, indien het beroep geacht moet worden mede te zijn gericht tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag, belanghebbende in zijn beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu dat beroep dan is gericht tegen een naheffingsaanslag die heeft opgehouden te bestaan.
Alsdan biedt het bepaalde in artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geen mogelijkheid een vergoeding toe te kennen voor de door belanghebbende bedoelde kosten.
5. In zoverre - waartoe de formulering alle aanleiding geeft - het beroep moet worden begrepen als een beroep, ingediend in verband met een beslissing van de Inspecteur om een vergoeding van kosten door haar in de bezwaarfase gemaakt niet toe te kennen, geldt het volgende.
Het beroep, zo verstaan, moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de wet niet voorziet in een rechtsgang tegen een dergelijke beslissing.
slotsom:
Het beroep is niet ontvankelijk.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2002 door mr. N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Delnooz-Engels als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.H.M. Delnooz-Engels) (N.E. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 mei 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.