ECLI:NL:GHARN:2002:AE4937
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing onroerende zaken en rioolrechten voor recreatiebungalows
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 7 mei 2002, staat de belastingheffing van onroerende zaken en rioolrechten voor recreatiebungalows centraal. De belanghebbende, mede-eigenaar van recreatiebungalows gelegen op een recreatiepark, had een beheer- en huurbemiddelingsovereenkomst gesloten met het Recreatiecentrum [B] B.V. Dit hield in dat het recreatiecentrum de bungalows verhuurde voor rekening en risico van de eigenaren, waarvoor het een provisie ontving. De vraag die aan het hof werd voorgelegd, was of de belanghebbende als gebruiker van de bungalows kon worden aangemerkt voor de heffing van onroerendezaakbelastingen en rioolrechten.
Het hof oordeelde dat, op basis van de Gemeentewet en de Verordening onroerende-zaakbelastingen, de eigenaren van de bungalows als gebruikers moesten worden aangemerkt, ook al stonden de bungalows voortdurend voor verhuur ter beschikking. Dit betekende dat de belanghebbende terecht werd aangemerkt als gebruiker van de bungalows voor de heffing van onroerendezaakbelastingen. Het hof stelde verder vast dat de regeling van het tarief voor rioolrechten niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien belastingplichtigen met meerdere eigendommen niet in dezelfde positie verkeerden als die met slechts één eigendom.
De beslissing van het hof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de ambtenaar werd bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van belastingplicht en de toepassing van belastingtarieven in situaties waarin meerdere onroerende zaken worden verhuurd.