derde enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/03680
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993
nummer : [01.H37]
mondelinge behandeling : op 8 maart 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, die overeenkomstig de wet is opgeroepen aan het in het beroepschrift vermelde en blijkens schriftelijke informatie van de gemeente [Q] op 12 maart 2002 juiste adres
1. Aan belanghebbende, van beroep verzekeringsadviseur, is voor het jaar 1993 een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 133.829. Vervolgens is op 29 januari 1999 aan hem een navorderingsaanslag opgelegd waarbij het belastbare inkomen nader is vastgesteld op ƒ 139.722, aangezien de Inspecteur een bedrag van ƒ 5.893, dat belanghebbende in zijn aangifte had opgenomen als aftrekbare premie voor lijfrente, niet in aftrek heeft toegelaten.
2. Belanghebbende heeft bij [A] nv een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule gesloten tegen personeelstarief. Voorafgaand hieraan heeft belanghebbende een met de hand ingevulde aanvraag voor een verzekering ingediend, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort. Op deze aanvraag staat als datum ondertekening vermeld '01/10/90'. De aanvraag bevat een viertal handtekeningen en wel op blad twee bij 'handtekening verzekeringnemer' en na 'mededeling van de verzekeringsadviseur' en op blad drie bij 'handtekening verzekeringnemer' en 'handtekening verzekeringsadviseur'. Niet in geschil is dat de geplaatste handtekeningen die van belanghebbende zijn. Als ingangsdatum van de verzekering staat handgeschreven vermeld 01/10/90, welk handschrift afwijkt van het handschrift waarin de rest van de aanvraag is ingevuld. Onder 'ontvangst op hoofdkantoor' is met behulp van een stempel de datum '04 OKT. 1990' geplaatst.
3. Naderhand is op de aanvraag nog een wijziging aangebracht. Het bedrag dat vermeldt staat bij 'premie (of koopsom)' is gewijzigd van ƒ 10.000 in ƒ 5.000.
4. De polis zelf is gedagtekend 12 juni 1991 en vermeldt als ingangsdatum 1 oktober 1990. Met betrekking tot deze ingangsdatum vermeldt de polis onder andere nog het navolgende:
' Aantekening nr. 4
Lijfrente-clausule ingevolge schriftelijk verzoek van verzekeringnemer d.d. 1 oktober 1990.'
5. Tot de gedingstukken behoort tevens een kopie van een telefoonnotitie waarop het volgende staat vermeld:
' datum en uur 4/6 91
behandeld door [B]
(…)
naam [adv. X]
(…)
betreft aanvragen van hemzelf
wil aanvragen nog mee laten gaan met oude regiem Datum van binnenkomst
4-10-90 Datum med accep na 16-10-90
premie f 5000= p. jaar voor lijfrente post
indien verhoging dient adviseur gekeurd te worden
bijzonderheden DD. 10-6-91 is adviseur weer bereikbaar
geen oud regiem voor lijfr. post
10/6 met adv besproken
wil alles per 1/10 90 in laten gaan'
6. In het tot de gedingstukken behorende 'werkformulier aanvraag IPS' van [A], welk formulier met pen is ingevuld, staat onder andere het volgende vermeld:
' ontvangstdatum 4-10-90 (…) polisnummer 5177429
(…)
route aanvraag datum
AGV 02-01
(...)
data entry 18-01
techn. acceptatie 21/1 11/6
(…)
medische acceptatie 21/1 4/6
(…)
notities f 10.000,- reeds betaald?
® bandje ingesproken op 02-01-91
f 5.000 dient dit te worden
geen 10000
gestort op postkantoor 23/12-90
DVI 1-10-90 aanhouden
31/5 91 DVI 1-10-90 handhaven
f 5000 p jr
met adv besproken
10/6 91 f 5000 premie per jaar akk nieuw regiem & met adv besproken'
7. De acceptatiebeslissing van [A], gedagtekend 28 maart 1991, vermeldt het navolgende:
' De door u als verzekeringnemer aangevraagde levensverzekeringen op het leven van uzelf, uw echtgenote en uw zoon, […] kunnen door ons als volgt worden geaccepteerd.
Recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid:
Is voor uzelf aangevraagd en kan worden meeverzekerd met de volgende clausule:
Geen recht op vrijstelling van premiebetaling bestaat, indien de arbeidsongeschiktheid ontstaan is tengevolge van een psychische aandoening (inclusief overwerkt cq overspannen zijn) en klachten waarvoor geen lichamelijke afwijking te vinden is. Desgewenst kan dit over 3 jaar opnieuw worden bezien.
Is voor uw echtgenote niet aangevraagd.
Is voor uw zoon niet van toepassing, gezien het tarief.
Deze aanbieding is gedurende 1 maand na heden geldig.
Bij aanvaarding ontvangen wij graag 1 exemplaar getekend retour.
Wij maken u er op attent dat de aangevraagde verzekeringen pas na ontvangst van dit getekend exemplaar door ons in dekking wordt genomen (…)'
8. Op de brief van 26 oktober 1998 van de Kennisgroep Verzekeringsproducten van de Belastingdienst/Directie Particulieren aan [A] met betrekking tot de door belanghebbende ingediende aanvraag, reageert [A] op 10 november 1998 als volgt:
' 4.13g polisnummer [01]
De aanvraag voor deze verzekering is getekend per 1 oktober 1990 en door [A] ontvangen op 4 oktober 1990.
In verband hiermee is in een later stadium, op verzoek van de verzekeringnemer, de ingangsdatum van deze verzekering op 1 oktober 1990 gesteld
Van de overige door de verzekeringnemer, per die datum, aangevraagde verzekeringen hebben wij een fotokopie van de aanvraag en de administratiepolissen ingesloten.
De originele aanvragen zijn, na verfilming, vernietigd.'
9. Met dagtekening 4 maart 1999 schrijft de Belastingdienst/Directie Particulieren aan het Verbond van Verzekeraars onder meer:
' Naar aanleiding van bij verzekeringsmaatschappijen ingestelde derdenonderzoeken zijn premiebetalende polissen van kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule aangetroffen waarvan de onderliggende verzekeringsovereenkomsten naar het oordeel van de Belastingdienst na 15 oktober 1990 tot stand zijn gekomen. (…).
Mede gelet op het aantal aangetroffen polissen heeft de Belastingdienst aanleiding gevonden om in bepaalde situaties toe te staan dat een niet tijdig tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht wordt aangepast aan het nieuwe regime (…).
Navordering c.q. correctie van de premie-aftrek vindt plaats indien de Belastingdienst op grond van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, het aannemelijk acht dat bewust er naar gestreefd is de indruk te wekken dat een verzekeringsovereenkomst, in weerwil van de werkelijkheid, voor 16 oktober 1990 tot stand is gekomen, dan wel bewust er naar gestreefd is aan te sturen op handhaving van het oude regime zoals dit gold op 31 december 1991.
In situaties waarin zulks naar het oordeel van de Belastingdienst niet het geval is, geldt (…) het volgende. In die situatie zal worden toegestaan dat een niet tijdig tot stand gekomen en niet (tijdig) aangepaste verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht kan worden aangepast naar het regime van de Brede Herwaardering (…).'
10. Op grond van artikel 75, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), blijven met betrekking tot een aanspraak op periodieke uitkeringen en de daarvoor voldane premies de regels die daarvoor golden op 31 december 1991 van kracht, indien de aanspraak en het bedrag van de voldane premies zijn opgenomen in een op 15 oktober 1990 bestaande overeenkomst die met betrekking tot het bedrag van de premies nadien niet is verhoogd. Belanghebbende heeft op grond van deze wetsbepaling aanspraak op aftrek als persoonlijke verplichting van de gehele door hem voor de verzekering betaalde premie, indien de verzekeringsovereenkomst op 15 oktober 1990 bestond. Partijen verschillen van mening of dit laatste het geval was.
11. Een verzekeringsovereenkomst komt tot stand op het moment dat tussen belanghebbende en de verzekeraar wilsovereenstemming aangaande die overeenkomst wordt bereikt. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende een ingevuld aanvraagformulier voor de verzekering heeft ondertekend op 1 oktober 1990 en dat dit formulier op 4 oktober 1990 is ontvangen door de verzekeringsmaatschappij. Echter, op grond van de tot het geding behorende stukken, zowel afzonderlijk als in samenhang met elkaar bezien, kan door de ontvangst van dit formulier nog geen wilsovereenstemming tot stand zijn gekomen. In de eerste plaats heeft de verzekeraar, naar door belanghebbende niet is weersproken, vooraf geen offerte uitgebracht, waardoor de ontvangst van het aanvraagformulier ook niet aangemerkt kan worden als aanvaarding van een door de [A] gedaan aanbod. In de tweede plaats volgt uit de hiervoor aangehaalde stukken en met name uit de telefoonnotitie, dat [A] op 10 juni 1991 nog aan belanghebbende heeft medegedeeld dat het oude regime niet van toepassing is, waaruit naar het oordeel van het Hof volgt dat er wat [A] betreft, als partij bij de overeenkomst, geen sprake was van wilsovereenstemming voor 16 oktober 1990. Het vorenstaande wordt nog bevestigd door de acceptatiebeslissing van de door belanghebbende aangevraagde levensverzekering van 28 maart 1990 waarin staat vermeld dat het om een aanbieding gaat en door het feit dat de polis pas op 12 juni 1991 is opgemaakt. Nu op 15 oktober 1990 nog geen overeenkomst tot stand was gekomen, kan het bepaalde in artikel 75 van de Wet in het onderhavige geval dan ook geen toepassing vinden. Aan het voorgaande doet niet af dat de verzekeringsmaatschappij er - op verzoek van belanghebbende - in bewilligd heeft de ingangsdatum van de verzekering te stellen op 1 oktober 1990.
12. Zoals hiervoor reeds overwogen acht het Hof aannemelijk dat de [A] op 4 oktober 1990 beschikte over het door belanghebbende ingevulde en ondertekende aanvraagformulier voor de verzekering. Echter, belanghebbende wist, dan wel behoorde te weten, dat daarmee de verzekering nog niet was tot stand gekomen. Voorts kan worden aangenomen dat belanghebbende in oktober 1990 op de hoogte was van de voorgenomen wijzigingen van de fiscale wetgeving aangaande levensverzekeringen en van de eerbiedigende werking die daarbij was voorzien voor verzekeringen welke voor 16 oktober 1990 tot stand waren gekomen. Ondanks het feit dat, zoals uit de gedingstukken blijkt, er nog geen overeenkomst tot stand was gekomen, is, op nadrukkelijk en herhaald verzoek van belanghebbende, 1 oktober 1990 als ingangsdatum van de verzekering aangehouden. Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, tezamen en in hun onderlinge verband bezien, is het Hof van oordeel dat belanghebbende er bewust naar heeft gestreefd de indruk te wekken dat de verzekeringsovereenkomst, in weerwil van de werkelijkheid, voor 16 oktober 1990 tot stand is gekomen.
13. De Belastingdienst voert het beleid dat onder bepaalde omstandigheden aan belanghebbende bij een verzekeringsovereenkomst die op 15 oktober 1990 nog niet bestond, de gelegenheid wordt geboden de overeenkomst met terugwerkende kracht aan te passen aan de voorwaarden die met ingang van 1992 gelden voor premieaftrek. Het Hof begrijpt dat met de term 'terugwerkende kracht' wordt bedoeld dat de overeenkomst wordt geacht steeds aan de bedoelde voorwaarden voor premieaftrek te hebben voldaan. Dit beleid van de Belastingdienst is neergelegd in de hiervoor onder 9. aangehaalde brief. Gelet op de hiervoor onder 12. opgenomen conclusie, is het Hof van oordeel dat het hiervoor bedoelde beleid van de Belastingdienst niet meebrengt dat belanghebbende in aanmerking komt voor de in dat beleid begrepen gunstige behandeling.
14. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat het gelijkheidsbeginsel meebrengt dat ook hij in aanmerking moet komen voor de daarin begrepen gunstige behandeling, oordeelt het Hof als volgt. Achtergrond van het bedoelde beleid is kennelijk dat de begunstigende behandeling slechts wordt toegepast als alle betrokken partijen (belanghebbende en verzekeraar) ervan uitgingen dat de overeenkomst op 15 oktober 1990 bestond en zij daar ook redelijkerwijs vanuit mochten gaan. Het Hof acht dit uitgangspunt niet onredelijk en is van oordeel dat de Belastingdienst dit beleid mag voeren, zonder in strijd te komen met het gelijkheidsbeginsel of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur.
15. Het hiervoor onder 13. overwogene brengt mee dat betrokkenen er in redelijkheid niet van uit mochten gaan dat de onderhavige verzekering reeds op 15 oktober 1990 bestond, zodat de Inspecteur niet alsnog de premieaftrek behoeft te verlenen indien belanghebbende - na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - de verzekeringsovereenkomst aanpast aan de voorwaarden die met ingang van 1992 gelden voor premieaftrek.
Het beroep is niet gegrond.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2002 door mr. N.E. Haas, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G.J. van Well als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.C.G.J. van Well) (N.E. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 april 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.