ECLI:NL:GHARN:2002:AE0503
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- A.W.M. van der Waerden
- Rechtspraak.nl
Bouwvergunning aanvraag en vaststelling bouwkosten door burgemeester en wethouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in een geschil over de aanvraag van een bouwvergunning door belanghebbende voor het bouwen van een woning op kavel no. 2,27 in het plan [A]. Belanghebbende heeft geen schriftelijke aannemingsovereenkomst of een raming overgelegd, zoals vereist door de Legesverordening Almere 1999. Tijdens de bezwaar- en beroepfase zijn deze documenten ook niet ingediend. Burgemeester en wethouders (b en w) hebben de bouwkosten vastgesteld op ƒ 514.000,-, gebaseerd op een raming van ƒ 525,- per m³ voor een eenvoudige vrijstaande woning in [Z]. Deze raming is tot stand gekomen na advies van interne en externe deskundigen en op basis van het normblad NEN 2631.
Het Hof oordeelt dat b en w genoodzaakt waren om de bouwkosten door middel van een redelijke schatting te bepalen, gezien de omstandigheden van de zaak. De raming van b en w wordt als redelijk beschouwd. Belanghebbende is verantwoordelijk voor het aannemelijk maken dat de bouwkosten lager zijn dan het vastgestelde bedrag, maar is hierin niet geslaagd, ook niet met de overgelegde offerte van bouwbedrijf [B] en een brief van dit bedrijf. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.
De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de gemeente. De mondelinge uitspraak is gedaan door mr. Matthijssen, raadsheer, in aanwezigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar belanghebbende kan binnen vier weken verzoeken om vervanging door een schriftelijke uitspraak.