ECLI:NL:GHARN:2002:AE0502

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-01466
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
  • A.W.M. van der Waerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de regeling van lokale lastenverlichting door het Gerechtshof Arnhem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in een geschil over de regeling van de zogenaamde 'Zalmsnip', zoals neergelegd in artikel 229 d van de Gemeentewet. De regeling, die met ingang van 1 januari 2000 geheel is gewijzigd, biedt gemeenten de mogelijkheid om beleidsvrijheid te hebben bij het kiezen van de vorm van lokale lastenverlichting. De gemeente Almere had een specifieke methode gekozen, die in een brief van 28 januari 2000 aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was uiteengezet. Het Hof oordeelde dat deze methode niet in strijd was met de Gemeentewet of andere wettelijke bepalingen, noch met beginselen van behoorlijk bestuur.

Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, die op 27 juli 2000 had geoordeeld over het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en afvalstoffenheffing voor het belastingjaar 2000.

De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. T.J. Matthijssen, raadsheer en lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mw. A.W.M. van der Waerden als griffier. De belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere waren aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2002. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen binnen vier weken verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/01466
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : heffingsambtenaar van de gemeente Almere
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 27 juli 2000 op bezwaar
aanslagnummer : […]
belastingjaar : 2000
soort belasting : onroerende-zaakbelastingen en afvalstoffenheffing
mondelinge behandeling : op 6 februari 2002 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Ambtenaar]
gronden:
1. De regeling van de zogenaamde "Zalmsnip" is neergelegd in artikel 229 d van de Gemeentewet. Die bepaling is met ingang van 1 januari 2000 geheel gewijzigd en luidt voor het jaar 2000 als volgt:
"- 1. De raad kan bepalen dat voor diegenen die bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig zijn voor:
a. de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a, of artikel 221, eerste lid, onderdeel a, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen;
b. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, ter zake van het gebruik van de riolering voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater;
c. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, dan wel een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter zake van het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;
het belastingbedrag ter zake van de belastingen, bedoeld in onderdeel a, of de belastingen, bedoeld in onderdelen b en c, wordt verminderd met ten hoogste f 100.
- 2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld."
2. Zowel uit de tekst (De raad kan bepalen …..) als uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze wettelijke regeling blijkt dat de gemeenten voor het jaar 2000 een grote beleidsvrijheid hebben bij het kiezen van de vorm die zij aan de zogenaamde lokale lastenverlichting willen geven.
3. De methode waarvoor de gemeente Almere heeft gekozen, die is beschreven in de brief van 28 januari 2000 van burgemeester en wethouders aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welke brief zich in kopie bij de stukken bevindt, komt niet in strijd met artikel 229 d van de Gemeentewet en evenmin met een andere wetsbepaling of met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
4. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2002 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 februari 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.