ECLI:NL:GHARN:2002:AD9870

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-01070
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onroerende-zaakbelasting en verhuurbemiddelingsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 februari 2002 uitspraak gedaan over de onroerende-zaakbelasting van een recreatieappartement, eigendom van belanghebbende. De belanghebbende had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [A] Beheer en [B] B.V., waarbij laatstgenoemde huurovereenkomsten met derden sloot voor rekening en risico van de belanghebbende. Het Hof oordeelde dat, op basis van artikel 220b van de Gemeentewet, de belanghebbende als gebruiker van het appartement moest worden aangemerkt, ondanks het feit dat hij in het jaar 2000 zelf geen gebruik had gemaakt van het appartement. Het Hof stelde vast dat de eigenaar van een onroerende zaak die een verhuurbemiddelingsovereenkomst aangaat, zelf wordt aangemerkt als degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.

Daarnaast heeft de belanghebbende aangevoerd dat een ander appartement in dezelfde omstandigheden wel een vermindering van het gebruikersdeel had gekregen. Het Hof oordeelde echter dat de ambtenaar aannemelijk had gemaakt dat deze vermindering op onjuiste gronden had plaatsgevonden en dat het hier een incidenteel geval betrof. Het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een beleid dat in vergelijkbare gevallen een vermindering had verleend.

De conclusie van het Hof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. Er waren geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere uitspraak waarvan beroep. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. Van Well. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 01/01070
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijk
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen een aanslag
nummer : […]
soort belasting : onroerende-zaakbelasting wegens gebruik
jaar : 2000
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende is eigenaar van het recreatieappartement plaatselijk bekend als [a-straat 1], appartement [b 2], gelegen op het Waterpark [c te Q] (hierna: het appartement).
2. Met betrekking tot het appartement heeft belanghebbende een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [A] Beheer en [B] B.V. Op grond van die overeenkomst sloot die B.V. in het onderhavige jaar 2000 op eigen naam maar voor rekening en risico van belanghebbende huurovereenkomsten met derden (naar het Hof gelet op de aard van het appartement aanneemt: aan personen die daar gedurende betrekkelijk korte tijd verblijf houden).
3. Ingevolge artikel 220b, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet wordt het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.
4. Indien - zoals zich in dezen voordoet - de eigenaar van een onroerende zaak met betrekking tot die zaak een verhuurbemiddelingsovereenkomst aangaat, op grond waarvan de wederpartij bij die overeenkomst voor rekening en risico van de eigenaar volgtijdig huurovereenkomsten aangaat met derden, moet de eigenaar zelf worden aangemerkt als degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld in de zin van de onder 3. gemelde wetsbepaling.
5. Belanghebbende is voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen dan ook terecht aangemerkt als degene die het appartement gebruikt. Hieraan doet niet af dat hij - naar het Hof begrijpt - in het jaar 2000 niet zelf in het appartement verblijf heeft gehouden.
6. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat "een appartement op hetzelfde complex in dezelfde omstandigheden (…) wel een vermindering van het gebruikersdeel heeft gekregen". De ambtenaar heeft in dit verband aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat belanghebbende hierbij waarschijnlijk doelt op het object [a-straat 1, appartement d 3], dat de desbetreffende vermindering op onjuiste gronden heeft plaatsgevonden en dat het hier een incidenteel geval betreft.
7. Nu, gelet op hetgeen de ambtenaar in dit verband heeft aangevoerd, niet aannemelijk is geworden dat de onder 6. bedoelde vermindering heeft plaatsgevonden met het oogmerk van begunstiging of berust op een door de ambtenaar gevoerd beleid, en het voorts slechts één geval betreft (zodat niet aan de orde is de vraag of in een meerderheid van belanghebbende vergelijkbare gevallen een vermindering is verleend), faalt belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2002 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Well als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van voormelde kamer,
(M.C.G.J. van Well) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften aangetekend per post verzonden op: 8 februari 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.