ECLI:NL:GHARN:2002:AD9870
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P.M. Haas
- M.C.G.J. van Well
- Rechtspraak.nl
Onroerende-zaakbelasting en verhuurbemiddelingsovereenkomst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 februari 2002 uitspraak gedaan over de onroerende-zaakbelasting van een recreatieappartement, eigendom van belanghebbende. De belanghebbende had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [A] Beheer en [B] B.V., waarbij laatstgenoemde huurovereenkomsten met derden sloot voor rekening en risico van de belanghebbende. Het Hof oordeelde dat, op basis van artikel 220b van de Gemeentewet, de belanghebbende als gebruiker van het appartement moest worden aangemerkt, ondanks het feit dat hij in het jaar 2000 zelf geen gebruik had gemaakt van het appartement. Het Hof stelde vast dat de eigenaar van een onroerende zaak die een verhuurbemiddelingsovereenkomst aangaat, zelf wordt aangemerkt als degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.
Daarnaast heeft de belanghebbende aangevoerd dat een ander appartement in dezelfde omstandigheden wel een vermindering van het gebruikersdeel had gekregen. Het Hof oordeelde echter dat de ambtenaar aannemelijk had gemaakt dat deze vermindering op onjuiste gronden had plaatsgevonden en dat het hier een incidenteel geval betrof. Het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een beleid dat in vergelijkbare gevallen een vermindering had verleend.
De conclusie van het Hof was dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. Er waren geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere uitspraak waarvan beroep. De mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. Van Well. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.