ECLI:NL:GHARN:2002:AD9866
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- J.L.M. Egberts
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toepassing van gemeentelijke verordeningen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 22 januari 2002, betreft het een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 17 mei 2001 om 19.12 uur stond de personenauto van de belanghebbende, met kenteken [AA-BB-00], geparkeerd op een parkeerplaats aan de Rijnkade/Boterdijk te Arnhem. De belanghebbende had op dat moment geen parkeerbelasting voldaan, terwijl dit wel verplicht was volgens de geldende Verordening parkeerbelastingen 2001 van de gemeente Arnhem. De belanghebbende voerde aan dat hij op zondag 13 mei 2001, vlak voor zijn vertrek met een cruiseschip, ontdekte dat de parkeergarage gesloten was en dat andere parkeerterreinen alleen per dag betaald konden worden. Het Hof oordeelde echter dat deze omstandigheden niet afdoen aan de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting.
Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Ambtenaar en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof stelde vast dat de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders de exclusieve bevoegdheid heeft om de plaats, tijdstip en wijze van parkeren te bepalen, en dat deze bevoegdheid niet door de belastingrechter kan worden getoetst. De belastingrechter kan enkel beoordelen of de verordening en de bijbehorende tarieventabel correct zijn toegepast. Aangezien er geen bewijs was dat dit niet het geval was, werd het beroep ongegrond verklaard. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke vervanging van de mondelinge uitspraak.