ECLI:NL:GHARN:2001:AD8569
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P.M. Haas
- A.W.M. van der Waerden
- Rechtspraak.nl
Bepaling eigen woning en huurwaardeforfait in belastingrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 december 2001, betreft het een geschil over de kwalificatie van een onroerende zaak als eigen woning voor de toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De belanghebbende, eigenaar van een woning met bijgebouwen, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997, waarbij de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld. De belanghebbende stelde dat de jongveestal, loods en paardenstal met boxen niet als aanhorigheden van de eigen woning moesten worden meegenomen bij de bepaling van het huurwaardeforfait.
Het Hof oordeelde dat de jongveestal, loods en paardenstal met boxen wel degelijk aanhorigheden zijn bij de bewoonde woning van de belanghebbende. Volgens artikel 42a, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt onder eigen woning verstaan een gebouw of gedeelte daarvan, met de aanhorigheden, die ter beschikking staan van de belastingplichtige. Het Hof concludeerde dat de gehele onroerende zaak van belanghebbende als eigen woning moet worden aangemerkt, en dat er geen aanleiding was om de bijgebouwen buiten beschouwing te laten bij de bepaling van het huurwaardeforfait.
De waarde van de onroerende zaak werd vastgesteld op ƒ 332.000, na ophoging op grond van de wet. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Tevens werd er geen kostenveroordeling uitgesproken, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de belanghebbende en zijn gemachtigde, en de griffier legde het proces-verbaal op. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.