ECLI:NL:GHARN:2001:AD8564
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- M.M. Nuboer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van aftrek van begrafeniskosten als buitengewone lasten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, geboren in 1936, die na het overlijden van zijn vader op 6 oktober 1997, de kosten van de begrafenis heeft betaald. De vader had schulden van f 1.601,23 en de begrafeniskosten bedroegen f 6.430,66. Belanghebbende heeft deze kosten betaald omdat zijn broers en zuster weigerden bij te dragen, gezien hun slechte verhouding met de vader. Belanghebbende vraagt om aftrek van deze kosten als buitengewone lasten in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 1998.
Het Gerechtshof Arnhem oordeelt dat de kosten van de begrafenis niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven ter voorziening in het levensonderhoud van belanghebbende. Volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kunnen uitgaven als buitengewone lasten alleen in aanmerking worden genomen op het moment van betaling. De kosten die in 1997 zijn betaald, kunnen niet in 1998 worden afgetrokken. Voor het bedrag van f 1.251,38 dat in 1998 is betaald, geldt dat alleen het civielrechtelijk aandeel van belanghebbende als buitengewone lasten kan worden afgetrokken, wat in dit geval f 251 bedraagt. De Inspecteur heeft dit bedrag al in aftrek toegelaten.
Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd voor een dringende morele verplichting om een hoger bedrag te betalen dan zijn civielrechtelijk aandeel. Het hof concludeert dat er geen grond is voor aftrek van de begrafeniskosten. Het beroep van belanghebbende wordt dan ook ongegrond verklaard. De kostenveroordeling wordt afgewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak van de Inspecteur wordt bevestigd.