ECLI:NL:GHARN:2001:AD6863

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03360
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag landinrichtingsrente en bezwaarprocedure

In deze zaak gaat het om een geschil over de aanslag landinrichtingsrente die aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende verkreeg op 17 juni 1985 door legaat de eigendom van een perceel dat valt onder het ruilverkavelingsgebied [Q]. Op 18 juli 1998 ontving belanghebbende de aanslag landinrichtingsrente 1998, welke voortkwam uit de ruilverkaveling van het gebied. In de periode van 2 april tot 1 mei 1986 lag de lijst der geldelijke regelingen ter inzage, waarbij belanghebbenden de mogelijkheid hadden om bezwaar te maken. Belanghebbende ontving een oproep om gebruik te maken van deze inzage, maar heeft geen bezwaar gemaakt tegen de lijst der geldelijke regelingen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de echtgenoot van belanghebbende, die als gemachtigde optrad, aanwezig was bij de ter inzagelegging, maar dat hij enkel op stukken op naam van belanghebbende lette. De verdeling van de landinrichtingskosten was ter inzage gelegd, maar belanghebbende betwistte niet dat deze informatie beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat belanghebbende geen landinrichtingsrente verschuldigd zou zijn, aangezien de lijst der geldelijke regelingen duidelijk maakte dat zij per 1 februari 1985 geen perceel bezat. De aanslag werd derhalve terecht opgelegd aan belanghebbende. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat het beroep van belanghebbende niet gegrond was. Er werden geen kostenveroordelingen opgelegd, en de mondelinge uitspraak werd gedaan door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. E.M. van Hoorn.

Uitspraak

evh
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/03360
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar d.d. 29 juli 1998
betreft : aanslag landinrichtingsrente
nummer : […]
mondelinge behandeling : op 17 oktober 2001 te Arnhem
waarbij verschenen : [XY] namens belanghebbende en [de Inspecteur]
Gronden:
1. Op 17 juni 1985 verkrijgt belanghebbende door legaat de eigendom van een perceel. Het perceel valt onder het gebied [Q], hetgeen een ruilverkavelingsgebied is. Op 18 juli 1998 is aan belanghebbende de aanslag landinrichtingsrente 1998 opgelegd. Deze aanslag komt voort uit de ruilverkaveling "[Q]".
2. Vanaf 2 april 1986 tot en met 1 mei 1986 heeft ingevolge de bepalingen van de Landinrichtingswet de lijst der geldelijke regelingen ter inzage gelegen om iedere belanghebbende in de gelegenheid te stellen schriftelijk hiertegen zijn bezwaren bij de landinrichtingscommissie in te dienen. Aan iedere rechthebbende op de peildatum van het plan van toedeling van deze verkaveling (1 februari 1985) is een oproep verzonden. Daarnaast kreeg iedere rechtverkrijgende van een kavel vanaf de peildatum van het plan van toedeling tot de dag van het passeren van de ruilverkavelingsakte (6 december 1986) een oproep.
3. Aan belanghebbende is een oproep gezonden om van de ter inzagelegging gebruik te maken, aangezien belanghebbende een rechtverkrijgende was van een kavel vanaf de peildatum van het plan van toedeling tot de dag van het passeren van de ruilverkavelingsakte. Belanghebbendes echtgenoot (en gemachtigde in deze procedure) is persoonlijk bij de ter inzagelegging aanwezig geweest. Hij heeft daar geconstateerd dat op naam van belanghebbende een stuk ter inzage lag met daarop -onder andere- de volgende gegevens, zakelijk weergegeven:
"Lijst der geldelijke regelingen t.b.v. [Q] opgemaakt naar de toestand op 01-02-85.
Voorlopige landinrichtingskosten F 0
Toedeling op 01-02-85 en mutaties tot 09-12-88
Per 01-02-85 totaal 0.00.00
Per 09-12-88 totaal 1.65.00 (kavelnr. […]/sec. H/perceelnr. […]) R.nummer [01]"
4. Op naam van erflater heeft de verdeling van de landinrichtingskosten over de percelen van erflater ook ter inzage gelegen. Belanghebbende betwist deze stelling niet, maar ter zitting deelt hij mede dat hij het betreffende stuk niet heeft gezien. Hij heeft tijdens de ter inzagelegging slechts gelet op stukken op de naam van belanghebbende. Volgens de lijst der geldelijke regelingen moest erflater voor haar totale eigendom in de ruilverkaveling ƒ 28.772,-- betalen (welk bedrag later is verminderd tot ƒ 27.209,--). Voor de ter inzagelegging zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de lasten over de percelen. Deze verdeling is kenbaar gemaakt op de lijst der geldelijke regelingen.
5. Belanghebbende noch haar gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen de lijst der geldelijke regelingen. Tegen een eenmaal door de rechtbank gesloten lijst der geldelijke regelingen kan niet meer in rechte worden opgekomen. Er is geen enkele aanleiding waarom belanghebbende dan wel haar gemachtigde aan uitlatingen van zowel een medewerker bij de ter inzagelegging dan wel een medewerker van het Kadaster, het in rechte te beschermen vertrouwen mocht ontlenen dat belanghebbende voor haar perceel geen landinrichtingsrente verschuldigd zou zijn. Te meer nu volgens de lijst der geldelijke regelingen het duidelijk moest zijn dat belanghebbende (naar de toestand per 1 februari 1985!) voorlopig geen landinrichtingsrente was verschuldigd nu zij ook geen perceel bezat op die datum. Echter, uit diezelfde lijst bleek dat belanghebbende per 9 december 1988 een perceel van 1.65.00 zou bezitten en er wordt verwezen met nummer [R01] naar de lijst van erflater waarop het verschuldigde bedrag aan landinrichtingsrente staat vermeld.
6. De onderhavige aanslag is mitsdien terecht opgelegd aan belanghebbende.
Slotsom:
Het beroep is niet gegrond.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2001 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Hoorn als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(E.M. van Hoorn) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 november 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.