ECLI:NL:GHARN:2001:AD4964
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuim bij aangifte
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 oktober 2001, betreft het een beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 april 1998 tot 30 april 1998. De belanghebbende had de aangifte voor de omzetbelasting niet tijdig ingediend, wat door de Inspecteur van de Belastingdienst werd vastgesteld. De Inspecteur stelde dat de aangifte, die op 31 maart 1998 moest zijn ingediend, pas op 1 april 1998 was ontvangen, zoals bleek uit de stempelafdruk op het aangiftebiljet. Dit leidde tot een verzuimmededeling en uiteindelijk tot de naheffingsaanslag.
De belanghebbende betwistte de stelling van de Inspecteur en voerde aan dat de aangifte tijdig was ingeleverd bij de balie van de Belastingdienst. Echter, de belanghebbende kon geen bewijs overleggen, zoals een ontvangstbewijs of de naam van de baliemedewerkster, die de aangifte had ontvangen. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de aangifte tijdig was gedaan en dat hij zichzelf in een positie van bewijsnood had gebracht.
Het Gerechtshof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot matiging van de boete konden leiden. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mr. E.M. van Hoorn als griffier.