ECLI:NL:GHARN:2001:AD4763
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- E.M. van Hoorn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aftrekbaarheid van proceskosten in relatie tot arbeidsongeschiktheid en privé-sfeer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 oktober 2001, staat de aftrekbaarheid van proceskosten centraal. De belanghebbende, een commissionair-handelaar in groenten en fruit, heeft zijn bedrijf in 1991 grotendeels moeten beëindigen na een verstoorde relatie met zijn dochter en kleinkinderen, veroorzaakt door uitlatingen van zijn schoonzuster en een advies van de behandelend arts. De belanghebbende heeft in 1993 een bedrag van ƒ 29.542,66 aan proceskosten in mindering gebracht op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarvan ƒ 18.509,-- verband houdt met procedures tegen zijn schoonzuster en de arts. Deze procedures waren gericht op vergoeding van verlies aan arbeidskracht, immateriële schade en gederfde winst, maar de belanghebbende heeft deze procedures verloren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2001 is geprobeerd tot een compromis te komen, waarbij de Inspecteur akkoord ging met de aftrek van 19% van de geclaimde proceskosten. De belanghebbende heeft dit voorstel echter niet aanvaard. Het hof oordeelt dat de uitgaven van de belanghebbende in overwegende mate verband houden met privé-sfeer en niet met zakelijke belangen. De verstoorde relatie met zijn dochter en kleinkinderen is een privé-omstandigheid, en de kosten zijn verweven met deze privé-gebeurtenissen.
Het hof concludeert dat de enkele mogelijkheid van een gunstig oordeel van de rechter niet voldoende is om de kosten als aftrekbaar te beschouwen. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur wordt bevestigd. De proceskostenveroordeling wordt afgewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. Lamens, in tegenwoordigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.