ECLI:NL:GHARN:2001:AD4762

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-00727
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing motorrijtuigenbelasting voor grensbewoner

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 oktober 2001, staat de belastingheffing van motorrijtuigenbelasting centraal voor een belanghebbende die in Duitsland woont maar de Nederlandse nationaliteit heeft. De belanghebbende, die houder is van een motorrijwiel met kenteken [AA-00-BB], betwist de naheffingsaanslag van de Inspecteur van de Belastingdienst, die stelt dat hij belasting verschuldigd is voor het tijdvak van 9 december 1999 tot en met 8 maart 2000. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 september 2001, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren.

Het Hof oordeelt dat de belanghebbende, ondanks zijn woonplaats in Duitsland, belastingplichtig is voor de motorrijtuigenbelasting, omdat hij als houder van het motorrijwiel geregistreerd staat in het Nederlandse kentekenregister. De stelling van de belanghebbende dat het motorrijtuig nooit in Nederland is geweest en hij dus geen gebruik heeft gemaakt van het Nederlandse wegenstelsel, wordt door het Hof verworpen. De wetgeving omtrent motorrijtuigenbelasting is duidelijk: de belasting is verschuldigd door degene op wiens naam het kenteken is geregistreerd, ongeacht de woonplaats.

De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de boete die bij de naheffingsaanslag was inbegrepen, moet worden kwijtgescholden, wat door het Hof wordt bevestigd. De uitspraak van de Inspecteur wordt vernietigd, maar de naheffingsaanslag blijft gehandhaafd. Het Hof gelast de Inspecteur om het griffierecht van ƒ 60 aan de belanghebbende te vergoeden en veroordeelt de Inspecteur tot betaling van ƒ 30 aan proceskosten aan de belanghebbende. De beslissing van het Hof is definitief, aangezien er geen beroep in cassatie mogelijk is tegen deze mondelinge uitspraak, tenzij deze wordt vervangen door een schriftelijke uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00727
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
te : [Z] (Duitsland)
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : motorrijtuigenbelasting
Tijdvak : 9 december 1999 t/m 8 maart 2000
Nummer : [1.Y9.4]
Mondelinge behandeling : op 20 september 2001 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur]
gronden:
1. Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij woont 5 meter over de grens in Duitsland.
2. Belanghebbende is houder van een motorrijwiel met kenteken [AA-00-BB], waarvoor hij sedert 15 juni 1998 bij de RDW op grond van de Wegenverkeerswet 1994 in het kentekenregister als houder is ingeschreven.
3. Belanghebbende is, naar het Hof begrijpt, van mening dat de Inspecteur ten onrechte van hem, als zijnde woonachtig in het buitenland, belasting heft.
4. Motorrijtuigenbelasting is verschuldigd ter zake van het houden van een motorrijwiel. De belasting wordt geheven van degene op wiens naam bij de aanvang van het tijdvak het kenteken is gesteld.
5. Ingevolge artikel 7, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) wordt als houder van een motorrijtuig aangemerkt degene op wiens naam het kenteken in het (Nederlandse) kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 staat ingeschreven.
6. De stelling van belanghebbende dat het motorrijtuig sinds jaren niet meer in Nederland is geweest en zodoende geen gebruik heeft gemaakt van het Nederlandse wegenstelsel, mist in het systeem van een belasting naar het houden van een motorrijtuig betekenis en doet aan de juistheid van de naheffing niet af. Eveneens mist betekenis dat belanghebbende in Duitsland woonachtig is.
7. In het verweerschrift heeft de Inspecteur nader het standpunt ingenomen dat de in de naheffingsaanslag begrepen boete moet worden kwijtgescholden. Bij beschikking van 8 mei 2000 heeft de Inspecteur de boetebeschikking vernietigd.
slotsom:
Het beroep is gedeeltelijk gegrond.
proceskosten:
Het Hof berekent de op grond van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van belanghebbende op ƒ 30 (reis- en verblijfskosten). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het Hof niet gebleken.
beslissing:
Het Gerechtshof:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verstaat dat de boetebeschikking is vervallen bij de nadere beschikking van 8 mei 2000;
handhaaft de naheffingsaanslag;
gelast de Inspecteur aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht ad ƒ 60 te vergoeden;
veroordeelt de Inspecteur voor een bedrag van ƒ 30,- in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de Staat der Nederlanden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2001 door mr J.B.H. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 oktober 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.