ECLI:NL:GHARN:2001:AD3914

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/00707
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J.M. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en inrichtingseisen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 19 september 2001, betreft het een belastingrechtelijke kwestie over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende, die als houder van een motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] geregistreerd stond, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een visuele controle die had plaatsgevonden op 10 augustus 1998, waarbij was vastgesteld dat het motorrijtuig niet voldeed aan de inrichtingseisen zoals gesteld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2001, geleid door mr. Matthijssen, werd de zaak besproken in aanwezigheid van de belanghebbende en de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat de inrichting van het motorrijtuig bepalend is voor het toepasselijke belastingtarief. Het Hof merkte op dat het arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 1998, dat betrekking had op de ongelijke behandeling van houders van meerdere voertuigen, niet van toepassing was op de onderhavige zaak, aangezien het motorrijtuig van belanghebbende na de relevante datum was geregistreerd.

Het Hof concludeerde dat de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat het motorrijtuig niet voldeed aan de eisen van de wet. De belanghebbende had geen nieuwe argumenten aangedragen die de zaak in een ander licht zouden plaatsen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de eerste aanleg en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. Matthijssen, in aanwezigheid van griffier mevrouw Vermeulen-Post.

Uitspraak

-IV
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nr. 99/00707
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 22 maart 1999
naheffingsaanslagnummer : [1.Y9]
dagtekening aanslagbiljet : 12 februari 1999
soort belasting : motorrijtuigenbelasting
tijdvak : 6 maart 1997 tot en met 5 maart 1999
mondelinge behandeling : op 5 september 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur]
Gronden:
1. Belanghebbende staat, naar de inspecteur stelt en het Hof aannemelijk acht, sedert 13 december 1996 én bij de aanvang van het tijdvak waarover de belasting is nageheven als houder van het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] ingeschreven in het kentekenregister.
De inrichting van het motorrijtuig is beslissend voor de vraag welk tarief van toepassing is.
2. De Inspecteur maakt met de door hem overgelegde kopie van een formulier betreffende een visuele controle aannemelijk dat op 10 augustus 1998 van de weg in de gemeente Hardenberg, gebruik werd gemaakt met het motorrijtuig, merk Mercedes-Benz, kleur groen, kenteken [AA-00-BB] en dat dit motorrijtuig niet voldeed aan de in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 ( hierna: de Wet) aan bestelauto's gestelde inrichtingseisen. Bij het nader ingesteld onderzoek op 24 september 1998 is gebleken dat het vrachtgedeelte geen 98 cm hoog was en dat in het vrachtgedeelte een raam was aangebracht.
3. Een aldus ingericht motorrijtuig moet voor de toepassing van de belastingwetgeving worden beschouwd als een personenauto.
4. Nu het motorrijtuig ten tijde van de controle niet voldeed aan de in artikel 3 van de Wet gestelde eisen, heeft de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag opgelegd.
5. Het Hof merkt nog op dat het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 augustus 1998, rolnummers 33078 en 33079, inzake de ongelijke behandeling van houders met één of enkele auto's en houders met auto's die deel uitmaken van een omvangrijk - honderd auto's of meer - wagenpark alleen betrekking heeft op motorrijtuigen waarvan de dagtekening van deel II van het kentekenbewijs is gelegen voor 1 januari 1994.
Het kenteken van het onderhavige motorrijtuig is op 13 december 1996 ten name van belanghebbende gesteld. Het hierboven vermelde arrest is derhalve op de onderhavige zaak niet van toepassing. Belanghebbendes na de mondelinge behandeling ingekomen brief met dagtekening 7 september 2001 werpt geen nieuw licht op de zaak.
6. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B.Vermeulen-Post) (T.J.Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 september 2001
Tegen deze mondelinge behandeling is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.