ECLI:NL:GHARN:2001:AD3913
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P.M. Haas
- W.J.N.M. Snoijink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een boetebeschikking inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 19 september 2001, staat de boetebeschikking van de Inspecteur van de Belastingdienst centraal. De belanghebbende, een maatschap die een transportonderneming exploiteert, had in 1998 een vrachtwagen aangeschaft en daarbij de in rekening gebrachte omzetbelasting tweemaal in aftrek gebracht. Dit leidde tot een te lage belastingaangifte. De accountant ontdekte deze fout en in april 1999 werd een suppletie-aangifte ingediend, waarbij de Inspecteur werd verzocht om de nog verschuldigde belasting van ƒ 25.221 na te heffen zonder verhoging. De Inspecteur hevelde deze belasting na, maar voegde daar een boete van 5% aan toe, wat resulteerde in een totale naheffing van ƒ 26.482.
De belanghebbende betwistte de boete, stellende dat er geen opzet of grove schuld was, en dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas). Het Hof oordeelde dat voor het opleggen van een boete op basis van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen opzet of grove schuld vereist is, maar dat een boete achterwege kan blijven bij avas. Het Hof concludeerde dat de fout, hoewel licht, niet voldeed aan de criteria voor avas. De boete van ƒ 1.261 werd als passend beoordeeld, gezien het bedrag aan belasting dat aanvankelijk niet was geheven en het feit dat de belanghebbende vrijwillig om naheffing had verzocht zodra de fout was ontdekt.
Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Er werden geen kostenveroordelingen opgelegd, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr.drs. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. W.J.N.M. Snoijink.