ECLI:NL:GHARN:2001:AD3536

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/884
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.E. Haas
  • Lamens
  • drs. Van Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag ingezetenenomslag waterschap Groot Salland

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen de aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap Groot Salland voor het jaar 2000. De aanslag, gedateerd op 7 januari 2000, betreft de woonruimte van belanghebbende, gelegen aan de a-dijk 1 te Z, en bedraagt € 74,-. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar de Ambtenaar heeft deze bij uitspraak van 24 maart 2000 gehandhaafd. Belanghebbende stelt dat hij geen ingezetene is van het waterschap, omdat zijn woning buitendijks ligt en geen bescherming ondervindt van de waterkering. De Ambtenaar heeft echter aangetoond dat de woning binnen het reglementaire taakgebied van het waterschap ligt en dat belanghebbende derhalve terecht is betrokken in de ingezetenenomslag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2001 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof oordeelt dat de ingezetenenomslag niet alleen afhankelijk is van de bescherming die een woning ondervindt van de waterkering, maar dat het algemene belang van de waterschapsvoorzieningen voor alle ingezetenen geldt. Het hof concludeert dat de aanslag niet in stand kan blijven voor zover deze het bedrag van € 55,- overschrijdt, omdat dit in strijd is met de gelijke behandeling van ingezetenen. De uitspraak van de Ambtenaar wordt vernietigd, de aanslag wordt verminderd tot € 55,- en het waterschap Groot Salland wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2001 en afschriften zijn op 30 augustus 2001 verzonden. Belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

WS
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 00/884
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Groot-Salland (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 2000 opgelegde aanslag in de ingezetenenomslag van dat waterschap.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. De aanslag is genummerd 1, gedagtekend 7 januari 2000, betreft de woonruimte plaatselijk bekend a-dijk 1 te Z en bedraagt ¦ 74,- volgens heffingscode 3, die op de achterzijde van het aanslagbiljet is verklaard als ‘aanslag voor beheer waterpeil en beheer waterkeringen’.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 24 maart 2000 de aanslag gehandhaafd.
2. Geding voor het hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 3 mei 2000, waarbij de bijlagen 1 tot en met 6 zijn overgelegd.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren het verweerschrift en de daarin genoemde bijlagen.
2.3. Bij de mondelinge behandeling op 12 juli 2001 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede de Ambtenaar.
2.4. De notities van de pleidooien die belanghebbende en de Ambtenaar bij de mondelinge behandeling hebben gehouden worden, met de daarbij door de Ambtenaar overgelegde bijlagen die hierna onder 0 worden genoemd, als hier herhaald en ingelast beschouwd.
3. Conclusies van partijen
3.1. Belanghebbende verzoekt in beroep om vernietiging van de aanslag.
3.2. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. De vaststaande feiten
4.1. Bij het begin van het jaar 2000 had belanghebbende het gebruik van de voormelde woonruimte. Deze bestaat in een vrijstaand woonhuis, dat buitendijks staat aan de voet van de a-dijk in de uiterwaarden van de rivier het Zwarte Water.
4.2. Tussen het woonhuis en de a-dijk loopt een slootje.
4.3. Ter plaatse heeft de rivier althans aan de linkeroever geen zomerdijk; wel ligt daar een jaagpad.
4.4. Van de Kostentoedelingsverordening van het waterschap Groot Salland 1997 luiden de artikelen 1, aanhef en onderdeel d, 2 en 3 als volgt:
‘Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
(...)
d) ingezetenen:
degenen die blijkens het persoonsregister van de gemeente bij het begin van het belastingjaar hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;
(...)
Artikel 2 Waterkeringszorg
a) De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:
53.4 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
9.6 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd;
37.0 % aan de ingezetenen.
b) De kosten van de waterkeringszorg worden slechts toegedeeld aan ingezetenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het taakgebied waterkeringszorg en aan de zakelijk gerechtigden van het gebouwd en ongebouwd voorzover de onroerende zaak in het taakgebied waterkeringszorg is gelegen.
Artikel 3 Waterkwantiteitsbeheer
De kosten voor het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:
30.8 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
45.2 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd;
24.0 % aan de ingezetenen.’
4.5. Van de Omslagverordening waterschap Groot Salland 1997, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur van 9 december 1999, luiden de artikelen 13 en 14:
‘Artikel 13
1. Met betrekking tot de taken van het waterschap inzake waterkering en waterkwantiteitsbeheer wordt de waterschapsomslag geheven van degenen die in het taakgebied ingezetenen zijn.
2. Als ingezetene wordt aangemerkt degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het belastingjaar woonadres heeft in het taakgebied en die in dat gebied het gebruik heeft van woonruimte. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding aangemerkt als gebruik door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat huishouden.’
‘Artikel 14
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening bedragen de tarieven van de waterschapsomslag, bedoeld in artikel 13, per woonruimte:
a. voor de waterkeringszorg: ¦ 19,00
b. voor het waterkwantiteitsbeheer: ¦ 55,00’.
4.6. Het bedrag aan ingezetenenomslag voor de waterkeringszorg wordt vanaf 1997 door het waterschap Groot Salland niet geheven buiten het belanghebbend gebied als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van het Reglement voor het Waterschap Groot Salland, Provinciaal Blad van Overijssel 1996-113.
5. Het geschil en de standpunten van partijen
5.1. Partijen houdt verdeeld, of:
5.1.1. belanghebbende ingezetene is van het waterschap, en
5.1.2. zo ja, de aanslag niettemin is opgelegd in strijd met het gelijkheidsbeginsel doordat belanghebbendes buitendijks gelegen woonruimte geen bescherming ondervindt van de waterkering, evenals de woonruimten buiten het belanghebbend gebied als hiervoor onder 4.6 bedoeld, of van het waterkwantiteitsbeheer.
5.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
5.3. Daaraan is mondeling, behalve de inhoud van de voormelde pleitnotities, toegevoegd - zakelijk weergegeven -
5.3.1. door belanghebbende:
5.3.1.1. Hij loost zijn afvalwater rechtstreeks op een slootje dat tussen zijn woonhuis en de a-dijk loopt. Daarvoor heeft hij geen aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren van het voormalige zuiveringschap West-Overijssel gekregen, maar wordt hij betrokken in de verontreinigingsheffing rijkswateren, daar het kwaliteitsbeheer van het Zwarte Water bij Rijkswaterstaat berust.
5.3.1.2. Hij is geen ingezetene van het waterschap.
5.3.2. en door de Ambtenaar:
5.3.2.1. Hij heeft overdrukken meegebracht van een kaart waarop de reglementaire begrenzing van het waterschapsgebied ter plaatse van belanghebbendes woonruimte staat aangegeven, van de Kostentoedelingsverordening van het waterschap Groot Salland 1997, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 30 januari 1997 onder nummer MWA 97/49, en van de tekst van de keur van dat waterschap. De woning van belanghebbende ligt binnen de begrenzing van het waterschapsgebied.
5.3.2.2. De sloot waarop belanghebbende loost, staat inderdaad niet onder het kwaliteitsbeheer van het waterschap Groot Salland.
5.3.2.3. Tot 1997 sloeg het toenmalige waterschap IJsseldelta het aan de ingezetenen toegedeelde kostendeel van zowel de waterkeringszorg als het waterkwantiteitsbeheer om over de ingezetenen in zijn gehele gebied. Vanaf dat jaar wordt overeenkomstig de Kostentoedelingsverordening van het waterschap Groot Salland 1997 het tarief bedoeld in artikel 14, onderdeel a, van de voormelde omslagverordening alleen geheven voor woonruimten die liggen in het gebied waar het waterschap reglementair de zorg voor de waterkering heeft.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Volgens artikel 118, derde lid, van de Waterschapswet worden als ingezetenen aangemerkt degenen die blijkens het persoonsregister van de gemeente woonplaats hebben in het gebied van het waterschap en aldaar het gebruik hebben van een woonruimte.
6.2. Onder ‘gebied van het waterschap’ moet hier worden verstaan het gebied zoals dit op de voet van artikel 2, eerste lid, van de Waterschapswet door provinciale staten bij reglement is begrensd.
6.3. De Ambtenaar voert onweersproken aan dat de onder 1.1 genoemde woonruimte is gelegen binnen de reglementaire taakgebieden voor het waterkwantiteitsbeheer - dit is het hele gebied van het waterschap - en tevens binnen het taakgebied voor de waterkeringszorg.
6.4. Belanghebbende is, als degene die van die woonruimte het gebruik heeft, terecht betrokken in de ingezetenenomslag.
6.5. Hieraan doet niet af dat, naar hij op zichzelf onweersproken aanvoert, het waterschap in de uiterwaarden niets aan waterbeheersing doet en het grondwaterpeil niet in de hand heeft, dat het slootwaterpeil varieert van 0 tot 150 cm en de waterstand in natte perioden in combinatie met storm dusdanig hoog kan worden dat deze een rechtstreekse bedreiging vormt voor zijn gebouwde onroerende zaak.
6.6. Daaraan doet voorts niet af dat, naar hij nog aanvoert, het waterschap de uiterwaarden waar hij woont als regenton gebruikt waardoor hij natte voeten krijgt en dat de dijken die door het waterschap worden gebruikt om binnendijks wonende ingezetenen te beschermen tegen hoog water, ervoor zorgen dat het water buitendijks tot grotere hoogte stijgt dan indien zij er niet zouden zijn.
6.7. Voor de ingezetenenomslag mist immers betekenis, of en in welke mate een tot woonruimte dienende gebouwde onroerende zaak belang bij, en profijt van, de waterschapsvoorzieningen heeft. Ook indien zulk belang of profijt ontbreekt, laat dit onverlet dat de organen van het waterschap de hun volgens de Waterschapswet opgedragen algemene en bijzondere bevoegdheden uitoefenen in het gehele reglementaire gebied, waaronder volgens artikel 85 het toezicht op de naleving van de keur van het waterschap en het bij of krachtens provinciale verordening bepaalde. Zoals is beslist in het arrest van de Hoge Raad van 17 maart 1999, nr. 33 295 (BNB 1999/179c*, Belastingblad 1999, blz. 301), heeft de wetgever nu eenmaal het algemene belang dat iedere ingezetene van het waterschap heeft bij ‘wonen-werken-leven’ binnen het gebied waar het waterschap zijn taken uitoefent, voldoende grond geacht voor de ingezetenenomslag. Met ‘het gebied waar het waterschap zijn taken uitoefent’ is hier kennelijk gedoeld op het reglementair begrensde taakgebied en niet op enig in waterstaatkundig opzicht als eenheid te beschouwen gebied waarbinnen de tot woonruimte dienende onroerende zaak ligt die - tevens - belang heeft bij de uitoefening van enige specifieke waterschapstaak. Aldus opgevat, heeft het begrip ‘ingezetenen’ dezelfde betekenis als in artikel 11, tweede lid, onderdeel d (‘... degene die [...] woonplaats heeft in het gebied van het waterschap ...’) en als het begrip ‘ingezetene’ in artikel 118, derde lid (‘... degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap), afgezien van de beperkingen aan dit begrip die artikel 21, eerste lid, voor de stemgerechtigdheid en artikel 118, derde lid, verder voor de subjectieve belastingplicht stellen.
6.8. De onder 5.1.1 geformuleerde vraag wordt bevestigend beantwoord.
6.9. De Ambtenaar erkent dat de ingezetenenomslag in het deel van het waterschapsgebied waarin het waterschap niet de reglementaire zorg voor de waterkering heeft, volgens artikel 2, onderdeel b, van de voormelde kostentoedelingsverordening slechts wordt geheven tot het voormelde bedrag van ¦ 55,-. Aldus is deze omslag niet vastgesteld op een gelijk bedrag per woonruimte in het gehele waterschapsgebied. De vrijheid, die het voorlopig algemeen bestuur kennelijk gevonden heeft, om artikel 121 van de Waterschapswet zo op te vatten dat de ingezetenenomslag slechts per woonruimte in een zelfde reglementair taakgebied gelijk behoeft te zijn, is wellicht ingegeven door wat de Unie van Waterschappen in de rondzendbrief van 29 september 1993, nr. U 7990 AJBZ/EK, Belastingblad 1993, blz. 690 aan haar leden onder ‘Slotopmerking’ heeft geschreven (ook aangehaald in de conclusie van de advocaat-generaal voor het voormelde arrest van 17 maart 1999, onder 10.4.5). Deze vrijheid verdraagt zich echter niet met de rechtsgrond van de ingezetenenomslag zoals uiteengezet in het arrest van 17 maart 1999. Aan te nemen valt dat (uitvoering van) artikel 2, onderdeel b, voormeld enkel stoelt op een onjuiste - immers te ruime - wetsopvatting en niet het oogmerk van begunstiging bezijden een juiste wetstoepassing in zich bergt. Ook interpretatief beleid kan echter, zoals in dit geval, voor een niet te verwaarlozen aantal ingezetenen wier woonruimte tot slechts één taakgebied behoort, een begunstiging inhouden waarvan in het geval van belanghebbende is afgeweken. Hem is een hoger bedrag aan ingezetenenomslag opgelegd dan degenen wier woonruimten tot slechts één van de beide reglementaire taakgebieden behoren. Voor hem leidt dit tot een willekeurige en onredelijke omslagheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad en die bovendien in strijd is met de in artikel 121 voormeld neergelegde gelijke behandeling.
7. Slotsom
Het beroep is gedeeltelijk gegrond. De aanslag kan niet in stand blijven voor zover hij ¦ 55,- te boven gaat.
8. Proceskosten
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op zijn reis-, verblijf- en verletkosten, begroot op ¦ 400.
9. Beslissing
Het gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;
- vermindert de aanslag tot ¦ 55,-;
· bepaalt dat het waterschap Groot Salland aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 60 vergoedt;
· veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 400, te vergoeden door het waterschap Groot Salland.
Aldus gedaan te Arnhem op 23 augustus 2001 door mr N.E. Haas, vice-president, mr Lamens en mr drs Van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr Snoijink, gerechtsauditeur, en mr Van Hoorn als griffier.
(E.M. van Hoorn) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 augustus 2001
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.