ECLI:NL:GHARN:2001:AB2165
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M. van Schie
- T.J. Matthijssen
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de Inspecteur inzake omzetbelasting en de levering van goederen door een fiscale eenheid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 16 mei 2001, betreft het een beroep van de fiscale eenheid [Xa] BV en [Xb] BV tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen over de omzetbelasting. De belanghebbende produceert, levert en monteert kunststof kozijnen, deuren en houten vloeren, waarbij de verkoop onder andere plaatsvindt via een lease-regeling. Deze regeling is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst met [A] B.V., die niet aan de koper bekend is gemaakt. De belanghebbende heeft een offerte gedaan voor de levering van goederen, waarbij de verkoopwaarde inclusief BTW is vastgesteld op ƒ 24.659,13. De Inspecteur stelt dat de omzetbelasting moet worden berekend over het totale bedrag, terwijl de belanghebbende betoogt dat dit moet gebeuren na aftrek van rente- en kostenbijdragen, wat resulteert in een lager bedrag van ƒ 22.992,35.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2001, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren, is de gang van zaken rondom de verkoop en financiering van de producten besproken. De Inspecteur verdedigt dat de omzetbelasting over het 'contant bedrag' moet worden geheven, en dat de door de belanghebbende aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om tot een andere conclusie te komen. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht de rente- en verzekeringskosten als onderdeel van de vergoeding heeft aangemerkt, en dat de afspraken met [A B.V.] niet afdoen aan de koopovereenkomst met de klant.
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en oordeelt dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond is. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.