ECLI:NL:GHARN:2001:AB2081

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/891
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op schadevergoeding in het kader van de Swill-regeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 2 mei 2001, betreft het een geschil over de belastingheffing op een schadevergoeding die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van de zogenaamde Swill-regeling. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P, die de schadevergoeding belastte naar het hoge tarief van 45 procent. De belanghebbende stelde dat de wetgeving en het beleid van de Staatssecretaris van Financiën hem in deze zaak een gunstiger belastingtarief zouden moeten bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2001, geleid door vice-president mr. Van Schie en de raadsheren mr. Matthijssen en mr. drs. F.J.P.M. Haas, werd de zaak uitvoerig besproken. Het Hof concludeerde dat de tekst en de geschiedenis van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geen steun bieden voor de opvatting van de belanghebbende dat de schadevergoeding onder het bijzondere tarief zou moeten vallen. Het Hof wees erop dat de relevante bepalingen in de wet geen aanknopingspunten bieden voor een afwijkende behandeling van de Swill-uitkering.

Daarnaast verwierp het Hof het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat de Swill-uitkering niet op één lijn kan worden gesteld met de SLOM-uitkeringen, die betrekking hebben op een langere periode. Het Hof benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een verlaging van het progressieve tarief voor de Swill-uitkering, terwijl dit via de middelingsregeling wel mogelijk is. De argumenten van de belanghebbende werden als onvoldoende weerlegd.

Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het beroep ongegrond was en bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Van Schie, voorzitter van de tweede meervoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. Den Ouden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 00/891
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Onder-nemingen P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1997
mondelinge behandeling : op 18 april 2001 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, mr Matthijssen en mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde alsmede de Inspecteur
gronden:
1. De tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 57, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) biedt steun aan belanghebbendes opvatting dat de onderhavige - in het kader van de zogenaamde Swill-regeling ontvangen - schadevergoeding dient te worden belast naar het bijzondere tarief van 45 percent. Ten overvloede zij opgemerkt dat de onderdelen b en c van genoemde bepaling daartoe evenmin aanknopingspunten bieden.
2. In zoverre belanghebbende - onder verwijzing naar het door de Staatssecretaris van Financiën gevoerde begunstigende beleid met betrekking tot de zogenoemde SLOM-uitkeringen - zich beroept op toepassing van het gelijkheidsbeginsel, faalt dit beroep evenzeer. De onderhavige uitkering kan naar het oordeel van het Hof niet op één lijn worden gesteld met bedoelde SLOM-uitkeringen. Deze uitkeringen zien, anders dan de hier aan de orde zijnde Swill-uitkering, immers op een periode die langer is dan drie jaar. De Wet biedt ten aanzien van zodanige uitkeringen geen mogelijkheid tot matiging van het progressieve tarief, terwijl zulks met betrekking tot de onderhavige uitkering via de zogenoemde middelingsregeling wel kan worden gerealiseerd. De omstandigheid dat, naar belanghebbende stelt, toepassing van de middelingsregeling in het onderhavige geval onvoldoende effect sorteert, doet aan het vorenstaande niet af.
3. Voor zover belanghebbende zich ten slotte nog beroept op andere in de uitvoeringssfeer getroffen regelingen waarin - kort gezegd - toepassing van het bijzondere tarief (van 45 percent) op schadevergoedingen in de winstsfeer werd toegestaan (verwezen wordt naar de in onderdeel 2 van het beroepschrift genoemde regelingen), kan zulks hem evenmin baten. De door belanghebbende bedoelde regelingen zien op situaties waarin sprake is van het definitief inkrimpen of afstoten van bedrijfsactiviteiten zonder dat sprake is van fiscale staking, terwijl de uitkering in het kader van de Swill-regeling betrekking heeft op - in verband met de omschakeling van vervoedering met voedsel- en slachtafval naar meelvervoedering - tijdelijk geleden inkomensschade. Van gelijke gevallen is mitsdien geen sprake.
4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2001 te Arnhem door mr Van Schie, voorzitter van de tweede meervoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 mei 2001
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is griffierecht verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.