ECLI:NL:GHARN:2001:AB2081
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M. van Schie
- M. Matthijssen
- F.J.P.M. Haas
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op schadevergoeding in het kader van de Swill-regeling
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 2 mei 2001, betreft het een geschil over de belastingheffing op een schadevergoeding die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van de zogenaamde Swill-regeling. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P, die de schadevergoeding belastte naar het hoge tarief van 45 procent. De belanghebbende stelde dat de wetgeving en het beleid van de Staatssecretaris van Financiën hem in deze zaak een gunstiger belastingtarief zouden moeten bieden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2001, geleid door vice-president mr. Van Schie en de raadsheren mr. Matthijssen en mr. drs. F.J.P.M. Haas, werd de zaak uitvoerig besproken. Het Hof concludeerde dat de tekst en de geschiedenis van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 geen steun bieden voor de opvatting van de belanghebbende dat de schadevergoeding onder het bijzondere tarief zou moeten vallen. Het Hof wees erop dat de relevante bepalingen in de wet geen aanknopingspunten bieden voor een afwijkende behandeling van de Swill-uitkering.
Daarnaast verwierp het Hof het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat de Swill-uitkering niet op één lijn kan worden gesteld met de SLOM-uitkeringen, die betrekking hebben op een langere periode. Het Hof benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een verlaging van het progressieve tarief voor de Swill-uitkering, terwijl dit via de middelingsregeling wel mogelijk is. De argumenten van de belanghebbende werden als onvoldoende weerlegd.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het beroep ongegrond was en bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Van Schie, voorzitter van de tweede meervoudige belastingkamer, in aanwezigheid van griffier mr. Den Ouden.