ECLI:NL:GHARN:2001:AB0818
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M. van Schie
- mr. T.J. Matthijssen
- mr.drs. F.J.P.M. Haas
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een WOZ-beschikking wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 27 maart 2001, stond de vernietiging van een beschikking op het gebied van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) centraal. De belanghebbende, mw. X-Y, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Ambtenaar, gedateerd 15 maart 2000, die betrekking had op de waardevaststelling van een onroerende zaak, gelegen aan de a-weg 1 te Z. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2001 werd duidelijk dat de beschikking niet voldeed aan de vereisten van artikel 25 van de WOZ, waarin gesteld wordt dat de staat van de onroerende zaak voor de waardering op een specifiek tijdstip moet worden beoordeeld. Het Hof concludeerde dat de Ambtenaar in deze niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen, waardoor de beschikking niet in stand kon blijven.
Daarnaast werd opgemerkt dat er eerder, op 14 maart 2000, al een beschikking was gegeven op basis van artikel 22 van de WOZ, die de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1993 vaststelde. Het Hof stelde vast dat er geen feiten waren die erop wezen dat deze eerdere waardering te laag was. Hierdoor kon de beschikking van 15 maart 2000 ook niet worden beschouwd als een herzieningsbeschikking op basis van artikel 27 van de WOZ.
Het Gerechtshof vernietigde de beschikking van de Ambtenaar en oordeelde dat het beroep van de belanghebbende gegrond was. Tevens werd de Ambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op ƒ 150, en het griffierecht van ¦ 60. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier, en het proces-verbaal werd opgemaakt en verzonden op dezelfde dag.