ECLI:NL:GHARN:2001:AB0471

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AV 5086
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • B. Boerwinkel
  • A. van Kuijck
  • J. Dee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verlenging gevangenhouding

Het Gerechtshof te Arnhem heeft op 7 maart 2001 uitspraak gedaan in een hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Zwolle. Dit hoger beroep was gericht tegen de beschikking van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 14 februari 2001, waarin de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte werd afgewezen. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte gehoord. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank en de akte van de griffier van 15 februari 2001 in overweging genomen.

De officier van justitie voerde in zijn appelmemorie aan dat er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden, zoals blijkt uit een aanvullend proces-verbaal dat op dat moment beschikbaar was. Het hof constateerde echter dat de rechtbank de beslissing over de vordering tot verlenging van de gevangenhouding had aangehouden om de officier van justitie de kans te geven het dossier te completeren. Op 14 februari 2001 bleek dat noch de rechtbank, noch de raadsman, noch de officier van justitie het toegezegde proces-verbaal had ontvangen, wat de verdediging van de verdachte ernstig belemmerde.

Het hof oordeelde dat deze gang van zaken in strijd was met het recht op een eerlijke behandeling, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding, omdat er geen ruimte meer was voor een beoordeling van de ernstige bezwaren tegen de verdachte. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd, en het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot verlenging van de gevangenhouding.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
pkn: 07-840044-00
avnr: 5086 - 06
Het gerechtshof te Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Zwolle in de strafzaak tegen
DE VERDACHTE,
Geboren in het jaar 1976,
.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 14 februari 2001, houdende de afwijzing van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal gehoord en de raadsman van verdachte in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 15 februari 2001.
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie heeft in zijn appelmemorie aangevoerd dat gelet op de aanwezigheid (en de inhoud) van het opgemaakte (aanvullende) proces-verbaal, zoals dat thans (15 februari 2001) in ieder geval in kopie van het reeds in een eerder stadium aangeleverde proces-verbaal aanwezig was en waaruit voldoende blijkt van het bestaan- en derhalve van het voortduren- van de ernstige bezwaren alsook de gronden jegens verdachte, de gewraakte beschikking dient te worden vernietigd en het bevel tot verlenging van de gevangenhouding alsnog dient te worden verleend.
Het hof is na onderzoek gebleken dat de rechtbank de beslissing op de vordering tot verlenging van de gevangenhouding na de eerste mondelinge behandeling op 7 februari 2001 heeft aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het dossier te completeren met het aanvullende (de voortgang en verdere resultaten van het onderzoek jegens verdachte bevattende) proces-verbaal.Tijdens de voortzetting van de behandeling van de vordering op 14 februari 2001 bleek noch de rechtbank,noch de raadsman van verdachte,noch de officier van justitie de beschikking te hebben over het toegezegde proces-verbaal.De officier van justitie is er op dat moment niet in geslaagd het betreffende proces-verbaal te traceren.
Het hof oordeelt dat door deze gang van zaken de verdachte en diens raadsman in een zodanig ernstige mate zijn belemmerd in het voeren van de verdediging dat sprake is van schending van het in artikel 6 EVRM besloten recht op een eerlijke behandeling en het daaraan ten grondslag liggende beginsel van "equality of arms" -waarbij het hof tevens in aanmerking neemt dat ter zitting van het hof in raadkamer gebleken is dat de raadsman ondanks de toezegging van de officier van justitie dienaangaande en diverse rappellen nog steeds geen aanvulling van de stukken heeft ontvangen. Aldus dient naar het oordeel van het hof de officier van justitie alsnog niet ontvankelijk te worden verklaard in diens vordering tot verlenging van de gevangenhouding. Anders dan de rechtbank heeft overwogen laat deze beslissing geen ruimte meer voor een beoordeling van de vraag of er nog steeds ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan als bedoeld in artikel 67, derde lid Wetboek van Strafvordering.
De beschikking waarvan beroep dient derhalve te worden vernietigd nu het hof tot een ander oordeel komt.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en verklaart alsnog de officier van justitie niet-ontvankelijk in diens vordering tot verlenging van de gevangenhouding.
Aldus gegeven op 7 maart 2001 door mrs voorzitter, 1e raadsheer, 2e raadsheer, p.g. en griffierBoerwinkel, voorzitter, Van Kuijck en Dee, raadsheren, in tegenwoordigheid van Berendsen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.