Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/03073
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van het Waterschap Reest & Wieden (voorheen: Wold en Wieden; hierna: de Ambtenaar)
beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift
aanslag : waterschapslasten 1996, aanslagnummer 1
mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 16 januari 2001 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegen-woordigheid van N.Th. Wagener als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede A, namens de Ambtenaar
gronden:
1. A heeft ter zitting verklaard op te treden namens de heffingsambtenaar die ook de uitspraak op het bezwaarschrift heeft gedaan. Het Hof acht aannemelijk dat A door de heffingsambtenaar mondeling is gemachtigd hem ter zitting te vertegenwoordigen en aldaar de inhoud van het ingezonden vertoogschrift te verdedigen. Nu belanghebbende daardoor niet in zijn processuele belangen is geschaad zal het Hof geen gevolgen verbinden aan het feit dat het vertoogschrift en de schriftelijke machtiging zijn ondertekend door de dijkgraaf en de secretaris van het voornoemde waterschap.
2. Belanghebbende heeft ter zitting zijn in de stukken verwoorde standpunt herhaald dat hij de aanslag bestrijdt omdat het waterschap
a. nodeloos uitgaven voor haar rekening neemt en daardoor geld verspilt;
b. hem schade berokkent door vervuild water door de sloten af te (laten) voeren waardoor zijn schapen, na het drinken van het vervuilde water, sterven;
c. haar taken in het algemeen onvoldoende uitoefent;
d. zijn grond gebruikt zonder dat sprake is van onteigening, of zonder voor dat gebruik een vergoeding te betalen.
3. De beoordeling van de onder 2. genoemde klachten behoort niet tot de taak van de administratieve rechter in belastingzaken. Eventuele gegrond bevinding van één of meer van die klachten kan niet tot vernietiging van de uitspraak of vermindering van de opgelegde aanslag leiden.
4. Belanghebbende heeft voorts nog aangevoerd dat, in strijd met uitlatingen van de dijkgraaf, de tarieven in vijf jaar tijd meer dan verdubbeld zijn. Hij heeft het geld niet om te kunnen betalen. Zijn vermogen is geheel geïnvesteerd in zijn bedrijf.
5. De vraag of een belanghebbende een aanslag kan betalen en of hem daarvoor eventueel (gedeeltelijk) kwijtschelding moet worden verleend is niet ter beantwoording aan de belastingrechter. Het vaststellen van de tarieven, als onderdeel van de verordening op de waterschapsomslagen, is een taak van het verenigd college van hoofdingelanden van het waterschap, en onttrekt zich evenzeer aan het oordeel van de administratieve rechter in belastingzaken. Het is niet aan hem om de innerlijke waarde van de op democratische wijze tot stand gekomen verordening te toetsen. Het is het Hof niet gebleken dat de verordening op onjuiste wijze tot stand is gekomen, noch dat zij niet op de voorgeschreven wijze is gepubliceerd. Nu evenmin is gesteld of gebleken dat toepassing van de verordening ten aanzien van belanghebbende zou leiden tot een onredelijke of onrechtvaardige heffing die door de gever van de verordening niet kan zijn bedoeld, kan ook deze grief belanghebbende niet baten.
6. Belanghebbende heeft tevens aangevoerd dat hij meer moet betalen voor dezelfde grond dan zijn buurman, de Vereniging B. De Ambtenaar heeft dit bestreden; de tarieven uit de verordening worden op alle ingelanden op dezelfde wijze toegepast. Belanghebbende noemt slechts te betalen bedragen. De verschillen zullen zijn veroorzaakt door verschillen in oppervlakte en mogelijke verschillen in ligging.
7. Belanghebbende heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het waterschap te zijnen aanzien de tarieven onjuist heeft toegepast. Voor zover belanghebbendes stelling moet worden opgevat als een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft hij onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die de beoordeling van een dergelijk beroep mogelijk maken.
8. Belanghebbende heeft tot slot - voor het eerst ter zitting - nog aangevoerd dat de indeling in grondwatertrappen ondeskundig heeft plaatsgevonden, dat slechts een onderverdeling in zand- en veengronden juist is, en dat zijn grond daardoor onjuist is ingedeeld.
9. Belanghebbende heeft zijn stelling niet met ter zake dienende feiten en omstandigheden, of met een deskundigenrapport onderbouwd. Tegenover de betwisting door de Ambtenaar maakt belanghebbende niet aannemelijk dat de verdeling van de gebieden waarin het waterschap het waterkwantiteitsbeheer voert in gebieden met verschillende grondwatertrappen onjuist of ondeskundig heeft plaatsgevonden, noch maakt hij aannemelijk dat zijn gronden zijn ingedeeld in een verkeerde omslagklasse.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 30 januari 2001 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,